Argumentatieschema's

NEDERLANDS

1 / 15

Slide 1: Slide

NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

Vandaag

Korte herhaling argumentatie

Les 19 en 20

Nieuwe theorie: les 21 (argumentatieschema's) & verzwegen argument

--> je leert 3 soorten argumentatieschema's onderscheiden

Slide 2 - Slide

Les 19 - overtuigen

Hoe beïnvloed je iemand?

Zes principes: schaarste, wederkerigheid, consistentie, sociale bewijskracht, sympathie, autoriteit

Slide 3 - Slide

Begrippen

Standpunt & argument
Tegenargument & weerlegging
Feitelijk & waarderend
Oplossen & beslechten

Slide 4 - Slide

Les 20 - argumentatiestructuren

= schematische weergave van argumentatie

Slide 5 - Slide

Begrippen

Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkend onafhankelijke argumentatie
Nevenschikkend afhankelijke argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Verzwegen argumenten (als...dan...)

Slide 6 - Slide

Argumentatieschema

Iemand enig idee wat dat zou kunnen zijn?

Slide 7 - Slide

Les 21 - argumentatieschema's

= verband tussen standpunt en argument

Er zijn 3 soorten

Slide 8 - Slide

Arg o.b.v. kenmerken

Piet geeft niet om dieren want hij eet elke dag vlees

Verzwegen argument = als je vlees eet, dan geef je niet om dieren

Vlees eten is kenmerkend voor mensen die niet om dieren geven

Slide 9 - Slide

Voorbeelden & voor- en nadelen zijn ook vormen van kenmerkenargumentatie

Irene is chaotisch. Gisteren had ze haar sportspullen thuis laten liggen en vandaag is ze haar fietssleutel kwijt.

Verzwegen argument?

Slide 10 - Slide

Arg o.b.v. vergelijking

Het is logisch dat Corona zich in Europa heeft verspreid. In Azië verspreidde het zich ook razendsnel.

Verzwegen argument = als iets in het ene continent gebeurt, dan zal dat ook in het andere continent gebeuren.

Slide 11 - Slide

Arg o.b.v. causaliteit

= oorzaak en gevolg

Het is erg glad op de weg omdat het heeft gesneeuwd

Slide 12 - Slide

Causaliteit

Doel-middel is een vorm van causaal

Verschil: bij doel-middel wordt het middel bewust ingezet om een bepaald resultaat te behalen

Er zullen in de toekomst minder mensen doodgaan aan Corona omdat de meeste mensen gevaccineerd zullen zijn

Slide 13 - Slide

Oefenen

Maak: 1 t/m 5 van les 21 (blz. 102 werkboek)

Slide 14 - Slide

Bedankt!

Vragen?

Slide 15 - Slide