7. Mai 2025: Wiederholung Kapitel 5 - Essen

7. Mai 2025: Wiederholung + Schreiben Kapitel 5 - Essen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

7. Mai 2025: Wiederholung + Schreiben Kapitel 5 - Essen

Slide 1 - Slide

Ik ken de bezittelijk voornaamwoorden in het Duits
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Ik ken de regels voor het woordgeslacht
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Lernziele
- Ich kenne die Possessivpronomen (= bezittelijk voornaamwoord)
- Ich kenne die Regeln für das grammatikalische Geschlecht (= woordgeslacht)
- Ich kann einen einfachen Text zum Thema 'Essen' schreiben

Slide 4 - Slide

Hoe zat het ook alweer..?
Je oefent met het verschil tussen het bezittelijk en het persoonlijk voornaamwoord. Eerst oefen je in het Nederlands, vervolgens in het Duits.

Slide 5 - Slide

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw
zijn

Slide 6 - Drag question

ihr/ihre
kein/keine
dein/deine
euer/euere
ein/eine
Ihr/Ihre
unser/unsere
mein/meine
sein/seine
mijn
jouw
zijn
haar/hun
ons/onze
jullie
uw
geen
een

Slide 7 - Drag question

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
mein
er
wir
Sie
ihre
unser
du
deine

Slide 8 - Drag question

Soms kan het allebei...
'ihr' kan zowel een bezittelijk als een persoonlijk voornaamwoord zijn. De betekenissen variëren. Je moet de zin dan dus goed lezen. 

Slide 9 - Slide

Wat is in deze zin de betekenis van 'ihr'?
Wohnt ihr auch in Berlin?
A
jullie, persoonlijk
B
haar, persoonlijk
C
jullie, bezittelijk
D
haar, bezittelijk

Slide 10 - Quiz

Wat is in deze zin de betekenis van 'ihr'?
Sie hat ihr Buch vergessen.
A
jullie, persoonlijk
B
haar, persoonlijk
C
jullie, bezittelijk
D
haar, bezittelijk

Slide 11 - Quiz

Wat is in deze zin de betekenis van 'ihr'?
Haben sie ihre Tickets dabei?
A
hun, persoonlijk
B
haar, persoonlijk
C
hun, bezittelijk
D
haar, bezittelijk

Slide 12 - Quiz

Hoort 'ihr' bij een werkwoord, dan is het
Hoort 'ihr' bij een zelfstandig naamwoord, dan is het .....................  
......................
......................
persoonlijk
bezittelijk

Slide 13 - Drag question

Hoe zat het ook alweer..?
Met de bezittelijk voornaamwoorden is iets aan de hand in het Duits. Soms komt er een -e achter, soms niet.

Slide 14 - Slide

Welk lidwoord hoort bij welk woordgeslacht? 
Wanneer komt er een -e achter het bez. vnw?

Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
meine
mein
meine
mein
die
die
der
das

Slide 15 - Drag question

Ich mag (lusten) ... Gemüse (o).
A
kein
B
keine

Slide 16 - Quiz

Was stimmt?
Ich möchte auch gerne ... Cola (v)
A
ein
B
eine

Slide 17 - Quiz

Weet je de bezittelijke voornaamwoorden nog?
Marita hat eine Puppe. Das ist .....................  Puppe (v)
......................
Ihr
Ihre

Slide 18 - Drag question

Weet je de bezittelijke voornaamwoorden nog?
Ich höre das Radio. Das ist .....................  Radio (m)
......................
mein
meine

Slide 19 - Drag question

Weet je de bezittelijke voornaamwoorden nog?
Er hat ein Auto. Das ist  .....................  Auto (o)
......................
seine
sein

Slide 20 - Drag question


Bij onzijdig (das) en mannelijk (der) komt er bij ein een extra "e"
A
richtig
B
falsch

Slide 21 - Quiz

Übersetze (vertaal) het bez. vnw en zelf. nw:
een water
(let op hoofdletters bij zelfstandig naamwoord)

Slide 22 - Open question

Übersetze
jouw kind

Slide 23 - Open question

Übersetze
mijn menukaart

Slide 24 - Open question

Übersetze
zijn glas

Slide 25 - Open question

Ik ken de bezittelijk voornaamwoorden in het Duits
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Hoe zat het ook alweer..?
In de voorgaande opdrachten stond er steeds bij of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, bijv. doordat er '(v)' achter het woord stond. 
Nu gaan we het oefenen zonder dat het erbij staat. Je moet dus zelf kunnen inschatten of een woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is. 

Dit doe je op twee manieren:
- de lidwoorden in de woordenlijst van Kapitel 5 goed leren
- de regels voor het woordgeslacht herhalen

Slide 27 - Slide

Wähle den richtigen Possesivpronomen
Ist das _______ (jullie) Obst?
A
euer
B
eure

Slide 28 - Quiz

Wähle den richtigen Possessivpronomen

Was macht _______ (zijn) Vater im Hotel?
A
sein
B
seine

Slide 29 - Quiz

Schreibe den richtigen Possessivpronomen in die Lücke.

Das ist ________ (mijn) Pflanze.

Slide 30 - Open question

Schreibe den richtigen Possessivpronomen in die Lücke.

Wir wandern in ________ (onze) Umgebung.

Slide 31 - Open question

Schreibe den richtigen Possessivpronomen in die Lücke.

Ihr habt ________ (jullie) Essen nicht aufgegessen!

Slide 32 - Open question

Schreibe den richtigen Possessivpronomen in die Lücke.

Sie hat gestern ______ (haar) Opa besucht

Slide 33 - Open question

Schreibe den richtigen Possessivpronomen in die Lücke.

______ (mijn) Freiheit ist mir sehr wichtig.

Slide 34 - Open question

Schreibe den richtigen Possessivpronomen in die Lücke.

______ (uw) Bücher sind sehr interessant!

Slide 35 - Open question

Ik ken de regels voor het woordgeslacht
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Even herhaald... en weer verder!
Pak je boek erbij en open G Schreiben

Slide 37 - Slide