This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Tussentoets criminaliteit
Hoofdstuk 1 tot en met 7
Slide 1 - Slide
Wat is een goede uitleg van criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.
Slide 2 - Quiz
De politie mag jou niet zomaar oppakken.
A
Rechtsbescherming
B
Rechtshandhaving
Slide 3 - Quiz
Waar horen de rechten van een verdachte bij?
Waar horen de rechten van een verdachte bij?
A
De rechtbank
B
Uitgangspunten van het strafrechtproces
C
De rechten van het slachtoffer
D
De advocaat
Slide 4 - Quiz
Criminaliteit is een tijd- en plaatsgebonden begrip. Welk van de onderstaande voorbeelden is een voorbeeld van criminaliteit als plaatsgebonden begrip?
A
In grote steden vindt meer criminaliteit plaats dan in dorpen.
B
In Nederland worden jaarlijks meer fietsen gestolen dan in Noorwegen.
C
In veel landen is abortus verboden, in Nederland niet.
D
Vroeger was prostitutie in Nederland verboden, nu niet meer.
Slide 5 - Quiz
Je mag in Nederland niet meer zomaar van iedereen foto's maken
Je mag in Nederland niet meer zomaar van iedereen foto's maken
A
Persvrijheid
B
Recht op privacy
C
Vrijheid van vergadering
D
Vrijheid van betoging
Slide 6 - Quiz
Kan je naar de rechter gaan als jij van mening bent dat de overheid niet voldoende huizen regelt en zich dus niet aan de sociale grondrecht houdt?
Kan je naar de rechter gaan als jij van mening bent dat de overheid niet voldoende huizen regelt en zich dus niet aan de sociale grondrecht houdt?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quiz
Omstandigheden die de kans op criminaliteit vergroten. Hoe noemen we die?
A
gevaarkans
B
pakkans
C
natuurlijke aanleg
D
risicofactoren
Slide 8 - Quiz
Wat is geen risicofactor voor criminaliteit?
A
Psychische problemen
B
Onveilige opvoeding
C
Een relatie
D
Alcohol- en/ of drugsgebruik
Slide 9 - Quiz
Wat is een voorbeeld van tijdsgebonden criminaliteit?
A
In Amerika mag je wapens kopen
B
In Indonesie staan hoge straffen op drugshandel
C
Vroeger waren er nog geen regels over appen op de fiets
Slide 10 - Quiz
Gevolgen van vandalisme, zoals een kapot bushokje, vallen onder de immateriële gevolgen van criminaliteit.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Er is te weinig bewijs om de verdacht voor de rechter te brengen? Wat doet de officier van Justitie dan met de zaak?
Er is te weinig bewijs om de verdachte voor de rechter te brengen. Wat doet de officier van Justitie dan met de zaak?
A
Seponeren
B
Transactie
C
Strafbeschikking
D
Vervolgen
Slide 12 - Quiz
'De dader verdient straf' Welk doel van straffen hoort hier bij?
A
Voorkomen van eigenrichting
B
Preventie
C
Vergelding
D
Genoegdoening
Slide 13 - Quiz
'Lena heeft geleerd van haar fouten en doet het niet weer' Welk doel van straffen hoort hierbij?
A
Beveiliging van de samenleving
B
Resocialisatie
C
Voorkomen van eigenrichting
D
Preventie
Slide 14 - Quiz
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders, daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen.
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders. Daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen.
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd-gedragtheorie
C
Rationele-keuze-theorie
D
Bindingstheorie
Slide 15 - Quiz
Wat is veelvoorkomende criminaliteit
A
fietsen stelen
B
gewapende overval
C
drugssmokkelen
D
vandalisme
Slide 16 - Quiz
Welke macht herken je? Vaststellen van het aantal uren wiskunde dat minimaal gegeven moet worden.
A
Rechterlijke macht
B
Uitvoerende macht
C
Wetgevende macht
Slide 17 - Quiz
Welke macht herken je? Veroordelen van een minister die fraude heeft gepleegd.
A
Rechterlijke macht
B
Uitvoerende macht
C
Wetgevende macht
Slide 18 - Quiz
Wat is een individuele oorzaak van criminaliteit?
A
Anonieme samenleving
B
Gelegenheid maakt de dief
C
Gebrek aan maatschappelijke bindingen
D
Problematisch drugsgebruik
Slide 19 - Quiz
Georganiseerde criminaliteit
A
Fietsendiefstal
B
Mensenhandel
Slide 20 - Quiz
Bij welke soort criminaliteit kom je alleen in aanraking met de politie en niet met justitie?
A
veelvoorkomende criminaliteit
B
overtredingen
C
zware criminaliteit
D
misdrijven
Slide 21 - Quiz
Hoort bij de uitvoerende macht
A
Parlement
B
Rechter
C
Koning
D
Politie
Slide 22 - Quiz
Welke manier van criminaliteit meten helpt om meer zicht te krijgen op ongeregistreerde criminaliteit?
Welke manier van criminaliteit meten helpt om meer zicht te krijgen
op ongeregistreerde criminaliteit?
A
Slachtofferonderzoek
B
Politiestatistieken
C
Een poster hangen op straat
D
Een politie agent aanspreken
Slide 23 - Quiz
Bij welk wetboek horen de strafbare feiten van deze criminelen?
Bij welk wetboek horen de strafbare feiten van deze criminelen?
A
Wetboek van strafrecht
B
Opiumwet
C
Wegenverkeerswet
D
Wet van wapens en munitie
Slide 24 - Quiz
5: Een cipier zegt dat de drie W's (wijf, werk, woning)mannen afhouden van criminaliteit.
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd gedragtheorie
C
Rationele keuzetheorie
D
Bindingstheorie
Slide 25 - Quiz
Bij welke rechtsbron hoort de Opiumwet?
Bij welke rechtsbron hoort de Opiumwet?
A
De Nederlandse wet
B
Internationale wetgeving
C
Jurisprudentie
Slide 26 - Quiz
Welke rechtsbron hoort bij het geheel van rechterlijke uitspraken?
Welke rechtsbron hoort bij het geheel van rechterlijke uitspraken?
A
De Nederlandse wet
B
Internationale wetgeving
C
Jurisprudentie
Slide 27 - Quiz
1 Een man die getrouwd is, een vaste baan heeft en een mooie woning pleegt geen criminaliteit.
A
Anomietheorie
B
Aangeleerdgedragtheorie
C
Rationele keuzetheorie
D
Bindingstheorie
Slide 28 - Quiz
4: Als jij je huis goed beveiligd tegen inbraak dan voorkom je criminaliteit
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd gedragtheorie
C
Rationele-keuzetheorie
D
Bindingstheorie
Slide 29 - Quiz
Een overvaller verdwijnt voor 3 jaar in de gevangenis