overzicht toetsstof H12 en H13 5V @ LPM

laatste ronde H12 en H13
Lewis structuren
grensstructuren en mesomerie
omringingsgetal dipool
cis trans isomeren
spiegelbeeld isomeren
reactiemechanismen
polymeren
1 / 32
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

laatste ronde H12 en H13
Lewis structuren
grensstructuren en mesomerie
omringingsgetal dipool
cis trans isomeren
spiegelbeeld isomeren
reactiemechanismen
polymeren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

par 12.1
Lewis structuren

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

lewis structuur
= elektronen structuurformule
aantal valentie elektronen is op te zoeken in Binas 99
atomen voldoen ALTIJD aan de octetregel 
(tenzij anders vermeld)
check altijd de formele lading
meeste elektronegatieve atoom krijgt de min-lading
denk aan grensstructuren (mesomerie)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Deze Lewis structuur is correct.
Wat is de formele lading van P?
A
-1
B
0
C
+1
D
-2

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke Lewis structuur is het
meest correct voor CH₂O?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

antwoord A is fout, daar zijn teweinig elektronen getekend. B en D zijn onjuist omdat het C-atoom niet voldoet aan de octet regel.
Hier zie je een Lewis
structuur van ozon O₃,
hoeveel grensstructuren
zijn er denk je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Par 12.2
Omringingsgetal en dipool
een omringingsgetal geeft aan hoeveel 
gebonden atomen EN vrije elektronenparen 
een atoom heeft. 
Dit bepaalt de ruimtelijke structuur, en dus ook 
of een molecuul een dipool is.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is het omringings-getal van P?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Aceton is .......
A
een molecuul met polaire bindingen, dus een dipool
B
een molecuul met polaire bindingen maar geen dipool

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

par 12.3
Mesomerie

Een ander woord voor het voorkomen van grensstructuren. 
= meerdere correctie Lewisstructuren voor één verbinding.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat maakt een deeltje stabiel?
A
een grensstructuur
B
octetregel
C
méér grensstructuren
D
geen formele lading

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Welke grensstructuur
is het meest correct?
Hoe meer covalente bindingen, hoe groter de stabiliteit.
Negatieve lading op het elektronegatieve atoom is stabieler.
Gelijksoortige ladingen zo ver mogelijk uit elkaar, tegengesteld naast elkaar.
A
links
B
midden
C
rechts
D
maakt niet uit

Slide 12 - Quiz

De afbeelding toont drie mesomere structuren van diazomethaan (CH2N2
). Alleen de linker en middelste structuur voldoen aan de octet / duet (voor waterstof) regel. Op de linker structuur zit de minlading op het meest elektronegatieve atoom (N) dus is deze stabieler dan de middelste. Ze zijn wel beiden correct.


Par 12.5
Cis trans isomerie

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bij welk van deze twee stoffen is er sprake van
cis-trans isomerie?
A                                           B    
A
alleen bij A
B
alleen bij B
C
bij allebei
D
bij geen van beiden

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bij ringen kun je ook stereoisomerie hebben.

Gaat het hier om de cis of trans isomeer?
A
cis
B
trans
C
niet te zien
D
er is geen cis of trans

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

par 12.5
Spiegelbeeldisomeren

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel asymmetrische
(= chirale) C-atomen zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

deze twee
structuren zijn ...
A
structuurisomeren
B
cis-trans isomeren
C
spiegelbeeld isomeren
D
geen van dit alles

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

H13
polymeren

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welk soort polymeer is het?
additiepolymeer
polyamide
polyester

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Dit polymeer is
gemaakt via ...
A
additiepolymerisatie
B
condensatiepolymerisatie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Dit polymeer is
gemaakt met .....
A
additiepolymerisatie
B
condensatiepolymerisatie

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


wel of geen copolymeer?
A
wel een copolymeer
B
geen copolymeer

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Zie het polymeerfragment
hiernaast.
Dit betreft een...
A
...thermoharder en additiepolymeer.
B
...thermoharder en condensatiepolymeer.
C
...thermoplastische additiepolymeer
D
...thermoplastische condensatiepolymeer

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

12.4 en 13
reactiemechanismen en polymerisatiereacties

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Bij ionair mechanisme heb je te maken met nucleofiele en elektrofiele deeltjes.
Wat denk je dat juist is?
A
een nucleofiel is een positief geladen deeltje
B
een nucleofiel is een negatief geladen deeltje
C
een elektrofiel is 'n deeltje dat van elektronen houdt
D
een nucleofiel is 'n deeltje dat van elektronen houdt

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


Wat is GEEN optie bij de  reactie met Cl₂ als deze ionair verloopt, vanaf de dubbele binding tussen C1-C2 ?
A
Er komt een + lading op C1
B
Er komt een + lading op C2
C
Er komt een + lading op C3
D
Er komt een + lading op C4

Slide 27 - Quiz

op C1 of C2 kan de + lading komen doordat het andere atoom van de dubbele binding het hele e-paar krijgt. Door mesomerie (indien C2 + is) kan ook C4 een pluslading krijgen. Alleen op C3 kan het in dit geval niet.
Wat kun je zeggen
over een radicaal?
A
het heeft een + lading
B
het heeft een - lading
C
het heeft een ongepaard elektron
D
het heeft een vrij elektronenpaar

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

De initiatie bij een radicalaire polyadditie start met...
A
het splitsen van een elektronenpaar
B
het opnemen van een elektronenpaar door één atoom

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

De propagatie bij een radicalaire polyadditie houdt in dat...
A
er steeds nieuwe radicalen ontstaan
B
er steeds monomeren met een radicaal reageren
C
er geen nieuwe radicalen meer ontstaan
D
er geen monomeren meer met een radicaal reageren

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

De terminatie bij een radicalaire polyadditie houdt vooral in dat...
A
er geen nieuwe radicalen meer ontstaan
B
er geen monomeren meer met een radicaal reageren
C
er twee radicalen met elkaar reageren
D
er geen radicalen reageren

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions


Ik snap het!!!
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

This item has no instructions