V4 Latijn 16 feb

V4 LATIJN
16 FEB. 2021
1 / 19
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V4 LATIJN
16 FEB. 2021

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Bespreken tekst 7 t/m r.7
Quiz Tekst 6
Huiswerk

Slide 2 - Slide

Quid inter morbos animi intersit et adfectus saepe iam dixi. 

Nunc quoque te admonebo: 

morbi sunt inveterata vitia et dura, 
ut avaritia, ut ambitio; 

nimio artius haec animum inplicuerunt et perpetua eius mala esse coeperunt. 



Wat het verschil is tussen ziekten van de geest en affecten, heb ik al vaak gezegd. 

Ook nu zal ik je er aan herinneren:     

morbi zijn ingewortelde en hardnekkige fouten, zoals hebzucht, zoals ambitie: 

te nauw hebben ze de geest omwikkeld en ze zijn begonnen een altijddurend kwaad daarvoor te zijn. 

Slide 3 - Slide

Ut breviter finiam, morbus est iudicium in pravo pertinax, tamquam valde
expetenda sint quae leviter expetenda sunt.


Adfectus sunt motus animi inprobabiles, subiti et concitati, 


qui frequentes neglectique fecere morbum, 

fecere = fecerunt



Opdat ik het kort definieer: een morbus is een oordeel, volhardend in het slechte, alsof díe dingen, die matig begeerd moeten worden,  zeer begeerd moeten worden.

Affecten zijn afkeurenswaardige impulsen van de geest, plotseling en snel in beweging ge- bracht, 

die als zij talrijk en verwaarloosd zijn een morbus veroorzaakt hebben, 

Slide 4 - Slide

sicut destillatio una 

nec adhuc in morem adducta 


tussim facit, 

adsidua et vetus 

pthisin.



zoals één verkoudheid, 

indien zij nog niet tot gewoonte is geworden /  indien zij nog niet frequent optreedt, 

een hoestbui veroorzaakt, 

(maar) indien zij aanhoudend is  en lang bestaand 

tuberculose

Slide 5 - Slide

Tekst 6
Welke houding moet je aannemen tegenover de affecten?

Slide 6 - Slide

Panaetius zegt in r.4 over de liefde (ongeveer):

'verwarrend, onbeheersbaar, verslavend en waardeloos voor onszelf'

A
ja, dat zei hij
B
nee, dat zei hij niet

Slide 7 - Quiz

r.5: quaerenti
A
dat. M ev.
B
nom. M mv.
C
gen. M ev.
D
abl. M ev.

Slide 8 - Quiz

respondit
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
nominativus

Slide 9 - Quiz

r.7 recedamus

Verklaar het gebruik van de modus
A
conjunctivus: afhankelijke vraag
B
indicativus: feitelijke gebeurtenis
C
indicativus: algemeen gegeven
D
conjunctivus: aansporing

Slide 10 - Quiz

r.7: hoc loco

Wat bedoelt Seneca hiermee?

Slide 11 - Open question

rr.7 t/m 10: nimis t/m placabimur

Wat bedoelt de fictieve spreker?
A
Wij willen niet aan de strenge regels van de stoa gehoorzamen
B
Wij kunnen niet aan de strenge regels van de stoa gehoorzamen
C
Wij zijn kleine mensjes
D
Wij vinden de stoa stom

Slide 12 - Quiz

rr.9-10: dolebimus t/m placabimur

Breid de opsomming uit met een toepasselijke aanvulling.

Slide 13 - Open question

r.10: possimus

Verklaar het gebruik van de conjunctivus hier.

A
Het is geen conjunctivus
B
afhankelijke vraag
C
aansporing
D
finale bijzin

Slide 14 - Quiz

r.11: aliud
A
nom. N ev
B
acc. N ev.
C
acc. M ev.
D
Het is een bijwoord

Slide 15 - Quiz

r.12: quam

Hoe moet je dit woord hier vertalen?


A
die
B
deze
C
wie
D
dan

Slide 16 - Quiz

r.13: illo

Verwijst naar:
A
de volgende zin (si t/m concitemus)
B
natura
C
homini
D
roboris

Slide 17 - Quiz

rr.14: nolle t/m praetenditur

Welk tekstelement contrasteert met nolle? Citeer.

Slide 18 - Open question

Wat nu?
Vertaal tekst 7 af
Vertaal tekst 8 af
Leer stamtijden maneo t/m posco

Slide 19 - Slide