Herhaling Ordening

Ordening
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ordening

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

4 rijken
Biologen ordenen alle organismen in 4 groepen. Zo'n groep noem je een rijk. 

Bij het indelen heeft men gekeken naar de celkenmerken: 
celkern, 
celwand
bladgroenkorrels.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Celkenmerken
Eencellig = organismen die uit 1 cel bestaan

Meercellig = organismen die uit twee of meer cellen bestaan

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Soort = samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

In welke 4 rijken verdelen we organismen?

Slide 5 - Open question

Bespreken:
Hoe ga je de 4 rijken leren? 
Hoe ga je de celkenmerken leren?
Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk rijk heeft geen celwand?
A
bacterien
B
schimmels
C
dieren
D
planten

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk rijk komen alleen maar eencelligen voor?
A
Planten
B
Bacterien
C
Schimmels
D
Dieren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk rijk heeft geen celkern?
A
Bacteriën
B
Dieren
C
Planten
D
Schimmels

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk rijk heeft als enige bladgroenkorrels?
A
Schimmels
B
Bacteriën
C
Planten
D
Dieren

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer is een soort een soort?
A
Wanneer individuen binnen een soort er het zelfde uit zien.
B
Wanneer individuen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
C
Wanneer individuen nakomelingen kunnen krijgen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

bacteriën
Een bacterie is altijd ééncellig

De verzameling bacteriën die uit de oorspronkelijke cel is ontstaan, noem je een bacteriekolonie.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Schimmels
Veel schimmels bestaan uit lange, dunne draden.

Dat noem je schimmeldraden.

Door een microscoop kan je de draden zien.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Voortplanting
Schimmels planten zich voort met behulp van hun sporen

Een spore = een cel waaruit een nieuwe schimmel kan groeien. 

Sporen ontstaan aan het uiteinde van schimmeldraden of in speciale organen (paddenstoelen)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Nuttige bacteriën en schimmels

Sommige bacteriën en schimmels worden gebruikt bij de productie van voedingsmiddelen
- bacteriën: yoghurt, zuurkool
- schimmels: kaas, brood, bier en wijn



Schimmels en bacteriën zijn reducenten

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

bacteriën en schimmels
 Worden gebruikt bij het maken van medicijnen.

Penseelschimmels --> penicilline. 
Dit is een antibioticum (=middel dat bacteriën doodt)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Schadelijke bacteriën en schimmels
voedselbederf

ziekteverwekkers 
-bacterie --> infectie --> longontsteking, 
oorontsteking
-schimmel --> schimmelinfectie 
(zwemmerseczeem)


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Een champignon behoort tot het rijk van de planten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wordt een bacterie of een schimmel gebruikt bij de bereiding van het voedingsmiddel?
Bacterie
Schimmel

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Schimmeldraden
Sporen
Paddenstoel

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Welke van de onderstaande ziektes wordt door een bacterie veroorzaakt?
A
Griep
B
Aids
C
Oorontsteking
D
Kanker

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wieren= Algen
-Voortplanting door deling (ééncelig) 
  of sporen (meercellig)
-Hebben geen wortels, stengel 
  of bladeren

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Zaadplanten 
Hebben bloemen, hierin ontstaan zaden. Hiermee kunnen zaadplanten zich voortplanten.  

Struiken en bomen zijn 
ook zaadplanten.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Sporenplanten

-Hebben geen bloemen
-Planten zich voort met sporen

Een spore = een cel waaruit een nieuwe plant kan groeien

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Sporendoosje = steekt op een steeltje boven de plant uit
Sporenhoopje = ontstaan aan de onderkant van de blaadjes

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Welke van de onderstaande antwoorden geeft de goede omschrijving voor sporenplanten?
A
Ze hebben geen wortels, stengels en bladeren
B
Ze hebben wortels stengels bladeren en bloemen
C
Ze hebben wortels, stengels, bladeren en geen bloemen
D
Ze hebben alleen stengels en bladeren

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Sporenplant
Sporenplant
Zaadplant
Zaadplant
Mos
Varen
Bloem
Gras

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

Sleep het woord naar juiste plaatje
Sporendoosje
Sporenhoopje

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Skelet
Een inwendig skelet zit aan de binnenkant 
van het lichaam, bijvoorbeeld bij mensen.

Een uitwendig skelet zit aan de buitenkant 
van het lichaam, bijvoorbeeld bij een mossel, 
een slak en een kever.

Of dieren hebben geen skelet, bijvoorbeeld een kwal.
Geeft stevigheid en bescherming

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

5 groepen
gewervelde dieren

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

           Geleedpotigen
Kenmerken:
-Poten bestaan uit leden
-Uitwendig skelet (pantser)
-Lichaam bestaat uit stukjes (segmenten)

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Insecten
  • Hebben 6 poten
  • Lichaam bestaat uit een kop, een borststuk en een achterlijf
  • Het achterlijf bestaat uit stukjes

Poten en vleugels zitten vast aan het borststuk

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Stekelhuidigen
Bestaan uit meerdere cellen
Inwendig skelet
Leven in het water

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Weekdieren
Bestaan uit meerdere cellen
Uitwendig skelet (huisje of schelp)
Inwendig skelet of geen skelet
Leven in water en op het land

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wormen
Bestaan uit meerdere cellen
Geen skelet
Leven in het water en op het land

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Neteldieren/ Holtedieren
Bestaan uit meerdere cellen
Meestal geen skelet
Leven in het water
Vangen hun prooi met tentakels

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Sponzen
Bestaan uit meerdere cellen
Uitwendig skelet
leven in het water

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Wijs in dit menselijk skelet de wervelkolom aan door het rode balkje erop te slepen.

Slide 41 - Drag question

This item has no instructions

Sleep het kenmerk naar de juiste groep van dieren toe. 
Vissen
Amfibiën
Reptielen
Vogels
Zoogdieren
Kieuwen
Slijmerige huid
Droge schubben
Harde eischaal
Veren
Haren
Geboren als jong
Zachte eischaal
Slijm schubben
op land en water

Slide 42 - Drag question

This item has no instructions

Determineer deze mug.
A
Langpootmug
B
Steekmug
C
Steltmug
D
Tijgermug

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Welke kenmerken horen bij de stammen?
Neteldieren 
Wormen
Weekdieren 
Stekelhuidigen
Geleedpotigen 
Gewervelden
Geen skelet, vangarmen met netels.
Geen skelet. 
Zacht lichaam, heeft een huisje of schelp.
Stekels of knobbels op huid.
Uitwendig skelet (pantser), leden als poten. 
Inwendig skelet, met wervels.

Slide 44 - Drag question

This item has no instructions

Ik ben een
A
Bacterie
B
Dier
C
Schimmel
D
Plant

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

eind

Slide 46 - Slide

This item has no instructions