Taal actief thema 5 les 7

1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De jongen gaat naar huis.
1. Het werkwoord komt vooraan de zin. 
2. Het wie-deel komt daar achter.
3. Er komt een vraagteken aan het einde van de zin.

Slide 3 - Slide

De jongen gaat naar huis.

Gaat de jongen naar huis?



1. Het werkwoord komt vooraan de zin.
2. Het wie-deel komt daar achter.
3. Er komt een vraagteken aan het einde van de zin.

Slide 4 - Slide

Wat is de juiste vraagzin?

Uil heeft een vis.
A
Uil heeft een vis?
B
Heeft uil een vis?
C
Een vis heeft uil.
D
Heeft uil een vis.

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste vraagzin?

Haas lacht om de vis.
A
Lacht Haas om de vis?
B
Lacht haas om de vis.
C
Haas lacht om de vis?
D
De vis lacht om Haas.

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vraagzin?

Vos maakt een grap.
A
Een grap maakt Vos.
B
Vos maakt een grap!
C
Maakt Vos een grap?
D
Maakt Vos een grap.

Slide 7 - Quiz

Aan het eind kun je zien of het een vraagzin is, of een vertelzin.

Slide 8 - Slide

Opdracht 1

Slide 9 - Slide

Opdracht 2 

Slide 10 - Slide


Anne heeft een poes.

Slide 11 - Open question

Heeft Anne een poes?

Slide 12 - Slide

Opdracht 2e en f

Slide 13 - Slide

Heeft een vis kieuwen?

Slide 14 - Open question

Een vis heeft kieuwen.

Slide 15 - Slide

Opdracht 3

Slide 16 - Slide

Is een wolf erg gevaarlijk
A
?
B
.

Slide 17 - Quiz

Is een wolf erg gevaarlijk?

Slide 18 - Slide

Opdracht 4

Slide 19 - Slide