Les 4.3.1 Massa

Les 4.3 Massa
1 / 39
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 4.3 Massa

Slide 1 - Slide

Planning
  • Nakijken 4 t/m 10 (blz 22)
  • Les 4.3 Massa

Slide 2 - Slide

Nakijken: 4 t/m 10 (blz 22)

Slide 3 - Slide

4
  • a) 4 Fe(s) + 6 H2O(l) + 3 O2(g) → 4 FeO3H3(s)
  • b) katalysator
  • c) Door de ketting in te vetten of er een teflonspray over te spuiten. Hierdoor kunnen zuurstof en water niet in contact komen met het ijzer van de ketting. 

Slide 4 - Slide

5
  • De concentratie: schoonmaakazijn heeft een hogere concentratie azijnzuur dan tafelazijn. 
  • Bij een hogere concentratie zijn er per liter azijn meer azijnzuurmoleculen aanwezig. 
  • Dit geeft een grotere kans op een botsing met de kalkdeeltjes. 
  • Hierdoor zijn er ook meer effectieve botsingen per seconde en zal de reactiesnelheid bij gebruik van schoonmaakazijn toenemen.

Slide 5 - Slide

6
  • a) Tijdens de verbranding van magnesium komt energie vrij in de vorm van fel wit licht. En het vrijkomen van energie is kenmerkend voor een exotherme reactie.
  • b) 2 Mg(s) + O2(g) → 2 MgO(s)
  • c) Magnesiumpoeder is de fijnverdeelde vorm van het metaal magnesium. Magnesiumoxide is het verbrandingsproduct van magnesium.

Slide 6 - Slide

6
  • d) Magnesiumoxide is een verbinding tussen het metaal magnesium en het niet-metaal zuurstof. Het is daarmee een zout.
  • e) Magnesiumpoeder heeft een hogere verdelingsgraad dan magnesiumlint. Een groter contactoppervlak leidt tot een grotere kans op een botsing tussen de magnesiumatomen en de zuurstofmoleculen. Dit zal resulteren in meer effectieve botsingen per seconde. 

Slide 7 - Slide

6
  • d) Magnesiumoxide is een verbinding tussen het metaal magnesium en het niet-metaal zuurstof. Het is daarmee een zout.
  • e) Magnesiumpoeder heeft een hogere verdelingsgraad dan magnesiumlint. Een groter contactoppervlak leidt tot een grotere kans op een botsing tussen de magnesiumatomen en de zuurstofmoleculen. Dit zal resulteren in meer effectieve botsingen per seconde. 

Slide 8 - Slide

7

Slide 9 - Slide

7

Slide 10 - Slide

7

Slide 11 - Slide

8
  • a) oppervlak van één vlak = l × b = 1,0 × 1,0 = 1,0 cm2
  •  totaal oppervlak = 6 × 1,0 cm2 = 6,0 cm2 
  • b) acht blokjes
  • c) oppervlak van één vlak = l × b = 0,5 × 0,5 = 0,25 cm2
  •  totaal oppervlak van één klein blokje = 6 × 0,25 cm2 = 1,5 cm2
  •  totaal oppervlak van alle kleine blokjes = 8 × 1,5 = 12 cm2

Slide 12 - Slide

8d
  • a) 

Slide 13 - Slide

9
  • a) H2(g) + Cl2(g) → 2 HCl(g)
  • b) effectieve botsingen per s per mL = 2,0×1020 : 100 x 3% =  6,0∙1018
  • Bij elke effectieve botsing botst een molecuul H2 met een molecuul Cl2 waarbij twee HCl-moleculen worden gevormd.
  • Dus bij 6,0⋅1018 effectieve botsingen tussen H2-moleculen en Cl2-moleculen ontstaan dus 2 × 6,0∙1018 = 1,2∙1019 moleculen HCl per seconde per milliliter

Slide 14 - Slide

9
  • c) Bij een lagere temperatuur gaan de waterstofmoleculen en de chloormoleculen langzamer bewegen. De moleculen zullen per seconde minder vaak en zachter tegen elkaar aan botsen. Als er minder en zachtere botsingen per seconde plaatsvinden, is de kans op effectieve botsingen ook kleiner. De reactie zal dan langzamer verlopen. 

Slide 15 - Slide

10
  • a) Op het tijdstip t = 0 minuten is de H2O2-concentratie 0,68 g/L. Een halvering van deze concentratie is 0,34 g/L. Op de x-as lees je dan de halveringstijd af: t = 650 minuten. 
  • b) Een tweede halvering van de concentratie is bijvoorbeeld van 0,34 g/L naar 0,17 g/L. Het tijdstip bij 0,17 g/L is 1300 minuten. De tijd om de concentratie te halveren van 0,34 g/L naar 0,17 g/L is dus: 1300 − 650 = 650 minuten.

Slide 16 - Slide

10c

Slide 17 - Slide

10d

Slide 18 - Slide

10
  • e) De helling van de lijn wordt steeds minder steil.
  • f) Na verloop van tijd wordt de concentratie H2O2 steeds lager, waardoor de reactiesnelheid ook steeds lager wordt. 
  • g) De halfwaardetijd is nu 6,5 minuten, want na 6,5 minuten is de concentratie precies de helft van de beginconcentratie
  • h) De reactie verloopt 100× sneller, want de halfwaardetijd is gedaald van 650 minuten naar 6,5 minuten. 
  • i) Katalase versnelt de reactie en is dus een katalysator. 

Slide 19 - Slide

Leerdoelen 4.3 Massa
  • Je kunt op microniveau uitleggen waarom de wet van massabehoud altijd geldt.
  • Je kunt molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties.
  • Je kunt uitleggen wat de begrippen overmaat en ondermaat inhouden.

Slide 20 - Slide

Wet van massabehoud = de wet van Lavoisier.

Slide 21 - Slide

Wet van behoud van massa
  • Wet van behoud van massa: Massa van de beginstoffen is gelijk aan de massa van reactieproducten (dat is altijd zo!)
  • 4 Al (s) + 3 O2 (g) --> 2 Al2O3 (s)
  • Massaverhouding

Slide 22 - Slide

Voorbeeld 1
  • Bij de verbranding van fosfor ontstaat difosforpentaoxide:
  • 4 P(s) + 5 O2(g) → 2 P2O5(s)
  • Bij de verbranding van 10,0 g fosfor ontstaat 17,8 g difosforpentaoxide.
  • Bereken hoeveel gram zuurstof is verbruikt bij deze verbranding.

Slide 23 - Slide

Antwoord voorbeeld 1
  • Bij de verbranding van fosfor ontstaat difosforpentaoxide:
  • 4 P(s) + 5 O2(g) → 2 P2O5(s)
  • Bij de verbranding van 10,0 g fosfor ontstaat 17,8 g difosforpentaoxide.
  • Bereken hoeveel gram zuurstof is verbruikt bij deze verbranding.
  • 17,8 - 10,0 = 7,8 g zuurstof

Slide 24 - Slide

Molverhouding
  • De molverhouding laat zien in welke verhouding in mol de beginstoffen in een chemische reactie met elkaar reageren en de reactieproducten worden gevormd.  
  • Molverhouding = stoichiometrische verhouding

  • Verbranding van butaan: 2 C4H10(g) + 13 O2(g) → 8 CO2(g) + 10 H2O(l)
  • Molverhouding = C4H10 : O2 : CO2 : H2
  •                                     =     2      :  13  :    8    :  10

Slide 25 - Slide

Molverhouding is net als taart maken

Slide 26 - Slide

Voorbeeld 2
  • Voor de synthese van ammoniak, NH3(g), wordt stikstofgas en waterstofgas gemengd.
  • Bereken hoeveel mol waterstofgas nodig is voor de synthese van 0,80 mol ammoniak.
  • De reactievergelijking van de synthese van ammoniak is:
  • N2(g) + 3 H2(g) → 2 NH3(g)
  • antwoord: 0,80 : 2 x 3 = 1,2 mol waterstofgas

Slide 27 - Slide

Molrekenen
  • Stap 1: noteer de reactievergelijking
  • Stap 2: bereken de chemische hoeveelheid (aantal mol) van de gegeven stof
  • Stap 3: bereken de chemische hoeveelheid (aantal mol) van de gevraagde stof (door de molverhouding van je gegeven stof)
  • Stap 4: reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde grootheid en eenheid (bijvoorbeeld omrekenen naar massa in g)
  • Stap 5: controleer de significantie

Slide 28 - Slide

Voorbeeld 3
  • Een auto rijdt op benzine. Neem als molecuulformule voor benzine C8H18(l). 
  • Bereken de massa zuurstof in kilogram die nodig is voor de volledige verbranding van 1,00 kg benzine in een automotor.

Slide 29 - Slide

Maken: 2 t/m 7 (blz 33)

Slide 30 - Slide

2
  •  1558 − 800 = 758 g 

Slide 31 - Slide

3

Slide 32 - Slide

4a

Slide 33 - Slide

4b
  • Voor de pijl staat 2 mol natriumazide en na de pijl staat 2 mol natrium en 3 mol stikstof. Dus na de pijl staat in totaal 5 mol.
  • 2 mol voor de pijl is niet gelijk aan 5 mol na de pijl. 

Slide 34 - Slide

5
  • a) Ze zal zien dat de kant waar de kaars staat omhooggaat. Bij de verbranding ontstaan gassen die ontsnappen. De massa van de kaars zal dus afnemen. 
  • b) • De balans blijft in evenwicht, omdat de verbrandingsgassen niet kunnen ontsnappen.
  • • De kaars gaat na korte tijd uit, omdat de zuurstof opraakt.

Slide 35 - Slide

6
  • a) De totale massa van de beginstoffen is 20,0 + 3,0 = 23,0 g.
  • De totale massa van de reactieproducten is 16,0 + 7,0 = 23,0 g.
  • Deze massa’s zijn aan elkaar gelijk, dus zijn alle beginstoffen verdwenen.

  • b) Het aantal atomen van elke atoomsoort is links en rechts van de pijl in de reactievergelijking gelijk aan elkaar. Dat betekent dus ook dat de totale massa van alle atomen voor de reactie gelijk is aan de totale massa van alle atomen na de reactie.

Slide 36 - Slide

6c

Slide 37 - Slide

7

Slide 38 - Slide

7

Slide 39 - Slide