Hulpwerkwoorden

Hulpwerkwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolISKvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hulpwerkwoorden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Tijdens deze les gaan we leren:
  • Wat een hoofdwerkwoord is
  • Wat hulpwerkwoorden zijn
  • Hoe je de hulpwerkwoorden kunt vinden
  • Wanneer je hulpwerkwoorden kunt gebruiken

Slide 2 - Slide

Het hoofdwerkwoord
Het belangrijkste werkwoord in een zin, is het hoofdwerkwoord.

Dit werkwoord verteld wat het onderwerp gaat doen..

Als we de zin veranderen, zal dit werkwoord in de zin blijven. 

Het weglaten van dit werkwoord, zorgt ervoor dat de zin vaak onbegrijpelijk wordt.

Slide 3 - Slide

  1. Jan gaat vandaag werken.
  2. Morgen wil ik gaan zwemmen.
  3. De burgemeester heeft dat gezegd.
  4. Ik zou dat anders gedaan hebben.
  5. Jullie hebben toch wel het huiswerk gemaakt?
  1. Jan werkt vandaag.
  2. Morgen zwem ik.
  3. De burgemeester zei dat.
  4. Ik doe dat anders.
  5. Jullie maken het huiswerk.

Slide 4 - Slide

In de volgende opdrachten gaan jullie de hoofdwerkwoorden zoeken.

Slide 5 - Slide

Lisa wil niet met het vliegtuig reizen.
A
wil
B
reizen
C
met het vliegtuig
D
wil niet

Slide 6 - Quiz

Ik had het toch liever anders gezien.
A
had
B
liever
C
anders
D
gezien

Slide 7 - Quiz

Ik moest de was nog doen.
A
moest
B
doen

Slide 8 - Quiz

Hulpwerkwoorden

  • Hulpwerkwoorden en de infinitief(hele werkwoord)

Slide 9 - Slide

de hulpwerkwoorden zijn:

kunnen
mogen
willen 
zullen 
moeten

Slide 10 - Slide