Praktisch Nederlands - Lichaamstaal
1 / 20
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
A
Boos
B
Blij
C
Enthousiast
D
Onzeker
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Open question
Wat is goed?
A
Zij zijn boos
B
Hun is boos
C
Zij zijn blij
D
Hun is blij
Slide 4 - Quiz
Wat denk je?
Slide 5 - Open question
Wat is goed?
A
De kind is boos
B
Het kind is boos
C
De kind is blij
D
De kind is boos
Slide 6 - Quiz
Wat denk je?
Slide 7 - Open question
Wat is goed?
A
Hij is boos
B
Zij is boos
C
Zij is kwaad
D
Hij doet kwaad
Slide 8 - Quiz
Wat denk je?
Slide 9 - Open question
Wat is goed?
A
Hij twijfelt
B
Hij twijfelen
C
Zij twijfelt
D
Zij twijfelen
Slide 10 - Quiz
A
Hij is zeker
B
Hij is onzeker
C
Zij is zeker
D
Zij is onzeker
Slide 11 - Quiz
A
Ze twijfelt
B
Ze is zeker
C
Ze is onzeker
D
Ze is blij
Slide 12 - Quiz
A
Hij is blij
B
Hij is onzeker
C
Hij is verbaasd
D
Hij is verdrietig
Slide 13 - Quiz
A
Ze is blij
B
Ze is onverschillig
C
Het boeit haar niet
D
Ze is bang
Slide 14 - Quiz
Wat denk je?
Slide 15 - Open question
Wat is dit?
A
Emotie
B
Handgebaar
C
Lichaamstaal
D
Gezichtsuitdrukking
Slide 16 - Quiz
Wat zijn dit?
A
Emoties
B
Handgebaren
C
Lichaamstaal
D
Gezichtsuitdrukkingen
Slide 17 - Quiz
Welke emotie is dit?
A
Woede
B
Boos
C
Kwaad
D
Enthousiast
Slide 18 - Quiz
Welke lichaamstaal is dit?
A
Verveeld
B
Vermoeid
C
Blij
D
Enthousiast
Slide 19 - Quiz
...en wat is dit?
A
Onverschillig
B
Blij
C
Boos
D
Enthousiast
