19-03-2021 Nederlands 2kc - Woordbenoeming

Woordbenoemen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordbenoemen

Slide 1 - Slide

Woordsoorten
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
voorzetsel
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Slide


Dag leerlingen, hoe gaat het met jullie? Het gaat goed met ons, dank u wel.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
iets anders

Slide 3 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
  • Apart zinsdeel
  • Verwijst naar een persoon/personen zonder ze bij naam te noemen. 
  • Bijvoorbeeld: ik, je, jij, jou, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, zij, mij, me, hem, haar, ons, hen, hun en ze.

Slide 4 - Slide

This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 5 - Slide


Wat gaan jullie dit weekend doen?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Quiz


Huiswerk maken? Is dat jullie plan voor dit weekend?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quiz

This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 8 - Slide


Wat hebben jullie vorig weekend eigenlijk gedaan? Toen hebben we gewerkt.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
voorzetsel
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Quiz


Gewerkt? Waar werken jullie dan? 

A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
voorzetsel
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz


Waar werken jullie dan?
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
iets anders

Slide 11 - Quiz


In Toms winkel? Ik wist niet dat hij een winkel had.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Quiz


In Toms winkel? Ik wist niet dat hij een winkel had.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Quiz


Ja, Tom heeft een winkel.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Huiswerk
Grammatica blok 4
Lezen theorie blz. 173
Maken opdracht 12 en 13
Proeftoets

Slide 15 - Slide

Fijn weekend allemaal!
26 maart SO Grammatica woordsoorten blok 1 t/m 6

Slide 16 - Slide