Les 3 taalverzorging H2

Nederlands
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Taalverzorging

Grammatica

Zinsdelen

Woordsoorten




Slide 3 - Slide

Taalverzorging

Slide 4 - Slide

Zinsdelen

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Zin in zinsdelen verdelen
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Slide

Woordsoorten

Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Grammatica zinsdelen 
Ik heb gisteren een chocoladereep gegeten.

Ik / heb / gisteren / een chocoladereep / gegeten.
pv: heb
wg: heb gegeten
ow: ik
lv: een chocoladereep
mv: - 
bwb: gisteren

Slide 7 - Slide

Grammatica woordsoorten
Je kijkt naar elk woord apart.
ik 
heb
gisteren
een 
chocoladereep
gegeten 

Slide 8 - Slide

Benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden.

Mijn opa schrijft altijd met een zwarte vulpen.

Slide 9 - Open question

Voorzetsels 
Waarin, waardoor, waarmee, waaronder?

... de kast 

Maar ook richtingen, 'met', 'van' en 'na'

Slide 10 - Slide

Vul een voorzetsel in.

Je maakt je toets ... een pen en ... papier.

Slide 11 - Open question

Maak een zin in deze volgorde:

lidwoord - bnw - znw - ww - vz - lidwoord - znw.

Slide 12 - Open question

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon of een groep mensen zonder een naam te noemen. 

Slide 13 - Slide

Ontleed onderstaande zin en benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden.


Heb jij in je kamer de spellingregels aan de muur hangen?

Slide 14 - Open question

Bezittelijk voornaamwoord
                 Geeft een bezit aan. 

                                  Heb je jouw fiets op slot gezet?
       je: persoonlijk
         jouw: bezittelijk

Slide 15 - Slide

Huiswerk


  1. Maak opdracht 5 en 6  in je werkboek (blz. 36-38).

2. Maak opdracht 7 in je werkboek of via Op Niveau online:
SOM > Leermiddelen > Op Niveau > Blok 2 Taalverzorging > Opdrachten > opdracht 7.



Slide 16 - Slide