SPQR 36 bijvoeglijk naamwoord en hoofd- en bijzinnen

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

SPQR 36 bijvoeglijk naamwoord en hoofd- en bijzinnen

Wat ga je doen?

Je krijgt eerst twee sleepvragen om kort je kennis over bijvoeglijke naamwoorden en hoofd- en bijzinnen te checken. Daarna oefen je die grammatica met een paar voorbeelden uit tekst 36. Houdt de tekst en je vertaling bij de hand!

Instructie: sleepvragen

Maak de zinnen die links staan af door het juiste blokje erheen te slepen. Let op: er staan meer antwoordblokjes dan je nodig hebt.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Het bijvoeglijk naamwoord past zich hieraan aan in naamval, getal en geslacht. Dat noemen we ...

Een bijvoeglijk naamwoord kan ook op zichzelf staan, dan noemen we het ...

zelfstandig gebruikt

dubbel-verbonden

congrueren

zelfstandig naamwoord

werk-woord

relati-veren

Een hoofdzin is een zin die ...

Een bijzin is een zin die ...

Een bijzin begint met een ... of een ...

op zichzelf kan staan

altijd vooraan de zin staat

van een andere zin afhangt

extra informatie geeft

bijwoord

komma

betrekkelijk voornaam-woord

voegwoord

weergeeft wat iemand zegt

Ken je de vormen van het betrekkelijk voornaamwoord nog?

1. Ja hoor! (Top, ga verder met de volgende slide)
2. Eh... nee? (Herhaal ze even met HB p. 169)

r. 9-13
Noteer uit deze regels een bijvoeglijk naamwoord. Noteer ook het znw waar het mee congrueert.

r. 13-16
Noteer uit deze regels een betrekkelijk voornaamwoord. Noteer ook het woord waar het naar verwijst.

r. 14 Romanos
Is dit woord hier bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt? Leg uit hoe je dat ziet.

Hoe vertaal je Romanos hier dan?

1. Romeins(e)
2. Romeinen

r. 19-20: Impeditur t/m temptat
Deze zin heeft 2 PV's. Noteer ze.

Deze zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin. Noteer het voegwoord waarmee de bijzin begint.

Zoek in de laatste alinea een samengestelde zin (met meer dan 1 PV dus). Noteer hem hieronder

Noteer de hoofd- en bijzinnen van de zin die je hebt gekozen. Zet erbij welk stuk hoofd- of bijzin is en noteer bij een bijzin het voegwoord of betrekkelijk vnw

Hoe goed ging deze opdracht bij jou?

1. Ging prima!
2. Het meeste ging wel goed
3. Sommige vragen gingen goed, sommige niet
4. Ik vond de meeste vragen wel moeilijk

Heb je nog een vraag aan je medewerker?