A2 woordenschat, vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukking

Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Slide 1 - Slide

Wat zijn voorzetsels?
Kast en feest woorden

Slide 2 - Slide

Vaste voorzetsels
Bij werkwoorden (voorzetselvoorwerp)
– wachten: Op het perron staat hij te wachten. (letterlijk) 
– wachten op: Ik wacht op de trein. (figuurlijk)

Bij combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord 
- bezwaar hebben tegen / gebrek hebben aan.

Bij combinaties van bijvoeglijk naamwoord en werkwoord 
-bang zijn voor / blij zijn met / dol zijn op.

Slide 3 - Slide

Voorzetseluitdrukkingen
Vaste combinaties met een of meer voorzetsels die in hun geheel de functie van voorzetsel hebben. Woordcombinaties als door middel van, met betrekking tot en in verband met

Vaak kun je zo’n uitdrukking vervangen door één voorzetsel:
– door middel van → door, met 
– in verband met → door, wegens

Slide 4 - Slide

Even oefenen

Slide 5 - Slide

Door welk woord kan je de woorden die tussen haakjes staan vervangen, zonder de betekenis te veranderen.

De voordelen van kleedgeld zal ik toelichten (aan de hand van) een voorbeeld.

Slide 6 - Open question

Door welk woord kan je de woorden die tussen haakjes staan vervangen, zonder de betekenis te veranderen.

(In het kader van) de excursie organiseert de school een informatieavond.

Slide 7 - Open question

Door welk woord kan je de woorden die tussen haakjes staan vervangen, zonder de betekenis te veranderen.

Veel ouders bepalen de hoeveelheid zakgeld (met gebruikmaking van) de gegevens van het Nibud.

Slide 8 - Open question

Door welk woord kan je de woorden die tussen haakjes staan vervangen, zonder de betekenis te veranderen.

Vroeger beslisten mijn ouders over onze vakantiebestemming, maar (na verloop van) enkele jaren mochten wij daarover meepraten.

Slide 9 - Open question

Aan de slag
Maak van hoofdstuk 3 de paragraaf woordenschat en de paragraaf formuleren. 

Leerdoelen:
- ik kan/weet vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en gebruiken (3F)

- ik kan/weet voorbeelden gebruiken

Slide 10 - Slide