H6 1 Woordenschat 1BK

Woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek.

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
H6 woordenschat
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek.

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
H6 woordenschat

Slide 1 - Slide

Onbekend woord?
Zoek in de tekst naar de betekenis!


In H1  t/m  H5 heb je hiervoor vijf manieren geleerd:

Slide 2 - Slide

5 woordraadstrategieën
        
  • Zoek een synoniem 
  • Zoek een omschrijving of definitie
  • Zoek een voorbeeld
  • Zoek een tegenstelling
  • Zoek een bekend woorddeel

Slide 3 - Slide

Woordenboek

Kun je de betekenis van een woord niet bedenken met behulp van één van de vijf andere woordraadstrategieën: 

gebruik dan een woordenboek              ( 6e woordraadstrategie)

Slide 4 - Slide

zoeken in het woordenboek

Bij werkwoordsvormen: zoek bij het hele werkwoord

Voorbeeld:            loopt --> lopen
                                  gevestigd --> vestigen

Slide 5 - Slide

zoeken in het woordenboek

bij zelfstandige naamwoorden: 
zoek altijd  het enkelvoud van een woord

Voorbeeld:            certificaten--> certificaat
                                   bijwerkingen --> bijwerking

Slide 6 - Slide

zoeken in het woordenboek


de korte vorm van het woord

Voorbeeld:            sportieve--> sportief
                                   transparante --> transparant

Slide 7 - Slide

zoeken in het woordenboek

bij samenstellingen:
een deel van de samenstelling

Voorbeeld:            Facebookprofiel--> profiel
                                   inschrijftermijn --> termijn

Slide 8 - Slide

zoeken in het woordenboek

bij spreekwoorden of uitdrukkingen:
het belangrijkste zelfstandig naamwoord

Voorbeeld:            Hij heeft iets op zijn lever--> Lever
                                   

Slide 9 - Slide

let op!
Soms staan bij woorden meerdere betekenissen. 

Zoek dan de betekenis die bij de tekst past.


                                              

Slide 10 - Slide

 online

  • www.vandale.nl/opzoeken

  • www.woorden.org

Slide 11 - Slide

Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'aangeschaft'?
A
geschaft
B
aangeschaft
C
aanschaffen
D
schaft aan

Slide 12 - Quiz

Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van 'processen'?
A
processen
B
proces
C
processie
D
prosecco

Slide 13 - Quiz

Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'commerciële'?
A
commercie
B
commerciele
C
kommercie
D
commercieel

Slide 14 - Quiz

Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'gezondheidsrisico'?
A
gezond
B
heid
C
gezondheid of risico
D
riskant

Slide 15 - Quiz

Bij welk woord zoek je in het woorden- boek de betekenis van de uitdrukking
'Dat ligt hem zwaar op de maag'?
A
maag
B
zwaar
C
liggen
D
ligt

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het woord drift?
A
mest
B
woede
C
bijt
D
ijzeren ton

Slide 17 - Quiz

Wat betekent druïde?
A
Feest!
B
Jehova-getuige
C
Keltische priester
D
Jakobsladder

Slide 18 - Quiz

Wat betekent drogreden?
A
Valse reden
B
Goed argument
C
Twijfelachtige toespraak
D
Reden om droevig te zijn

Slide 19 - Quiz

Wat betekent mat NIET?
A
Vastgezet bij schaken
B
Oud-Spaans zilverstuk
C
Beslagen bril
D
Kleed

Slide 20 - Quiz

Wat betekent matador?
A
Iemand die dol is op matten
B
Stierenvechter
C
Strijdende leraar
D
Spaanse president

Slide 21 - Quiz

Wat betekent vleien?
A
Seks hebben
B
Meepraten
C
Iemand onderuit halen
D
Iemand bedriegen

Slide 22 - Quiz

  • Maken opdracht 7, vanaf pagina 18.


Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
week 24

Slide 23 - Slide