Grammar 2.1 Adverbs & Adjectives

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hoi 👋

Log in op jouw laptop via lessonup.app

met de code linksonder

Adjectives

Dichtbij            Verweg

Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those

Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft en zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

the angry teacher

angry is dan het bijvoeglijk nmw. , want het zegt iets over de docent / teacher.

Even oefenen..

Zijn er meerdere antwoorden?

Schrijf beide woorden op in de juiste volgorde met daartussen alleen een spatie.

What is the Adjective in this sentence?
"He won the first price."

What is the Adjective in this sentence?
"The blue car suffered heavy damage."

What is the Adjective in this sentence?
"The journey was long and the wind was cold."

What is the Adjective in this sentence?
"The wallpaper had a floral pattern."

What is the Adjective in this sentence?
"Our final meeting will be this Monday."

Op naar het volgende onderwerp..

Adverbs

Dichtbij            Verweg

Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those

Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord (wat iets zegt over een zelfstandig naamwoord).

The teacher is extremely angry.

Adverbs

Dichtbij            Verweg

Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those

Een bijwoord zegt ook iets over een werkwoord.

Dit geeft antwoord op de vraag hoe?

The teacher screams angrily.

Hoe schreeuwt de docent? angrily.

Dit is dus een bijwoord.

Uitzondering!

Good

Well

This is such 

a good song.

She sings 

the song well.

Even oefenen..

What is the Adverb in this sentence?
"She sings well."

What is the Adverb in this sentence?
"The coffee is very hot."

What is the Adverb in this sentence?
"She speaks all foreign languages fluently."

What is the Adverb in this sentence?
"I hardly recognized my old friend yesterday."

Waar gaan we naartoe? 

Wat moet je uiteindelijk kunnen?

Eind doel:

1. Je moet kunnen uitleggen wat een bijvoeglijk nmw. en bijwoord doet;

2a. Je moet in een Engelse zin het juiste bijvoeglijk nmw. of bijwoord in kunnen vullen;

2b. met de juiste spelling.

"They lived together ... (happy)."

Uitleg:

Wat is er happy?

Antwoord: "Samenwonen"

Samenwonen is een werkwoord, dus van happy moet een bijwoord worden gemaakt met +ly erachter. 

Happy eindigt wel al op een -y, dus deze verandert dan in een -i en daarna pas +ly.

EVEN OEFENEN..

Complete the sentence:
"She always talks really ... (quick)."

Complete the sentence:
"You did a ... (good) job."

Complete the sentence:
"He did his homework ... (good)."

Complete the sentence:
"I am ... (extreme) happy at my new job."

Complete the sentence:
"The girl climbed ... (dangerous) high up the tree."

Complete the sentence:
"She ... (easy) won that race!"