8b

onderzoek
woordvolgorde
de, het of een
hoofdzin (met inversie)
indirecte rede
bijzin / relatieve bijzin
uitspraak
signaalwoorden
opbouw van je 'verhaal'
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

onderzoek
woordvolgorde
de, het of een
hoofdzin (met inversie)
indirecte rede
bijzin / relatieve bijzin
uitspraak
signaalwoorden
opbouw van je 'verhaal'

Slide 1 - Slide

streken
fysiek
aaneengesloten
bescherming
afweer
vaccinatie
optimaal
weer de kop op steekt
overigens
vervolgens
ontsmet
er zit maar een ding op

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

in zinnen met meer werkwoorden 
mogen, willen, kunnen, moeten, zullen, gaan, laten, blijven, komen, zien, horen
zonder 'te'
hoeven, durven, vragen, proberen, beloven, beginnen, besluiten, hopen, verwachten, vergeten, zitten 
met 'te'
Subject - PV - rest - infinitief: Jij wilt iets leren.
Subject - PV - rest - te + infinitief: Jij hoopt iets te leren.
te + infinitief

Slide 4 - Slide


Fijn om te horen! Leuk om te zien.
Die stad is gezellig om doorheen te lopen.
Ik kom hier om te leren. 
Ik zet de radio harder om het weerbericht te horen.

Het is een tafel om aan te werken.  
Problemen zijn er om op te lossen.
doel
doel
extra informatie over substantief 
extra informatie over adjectief
om - te + infinitief
extra informatie over substantief
extra informatie over adjectief

Slide 5 - Slide

nevenschikkend


1. Bumperkleven
2. Agressief rijden
3. Rijden met alcohol/drugs op
4. Geen richting aangeven
5. Onnodig links rijden
6. Te langzaam rijden
7. Op het laatste moment invoegen/ritsen
8. Smartphone gebruik tijdens het rijden
9. Zondagsrijders
10. Afval of sigaret uit het raam gooien
Wat zijn de verschillen?
Wat is jou top 3
Spreken
2018

Slide 6 - Slide

nevenschikkend


Lezen
opdracht 14

Slide 7 - Slide

nevenschikkend


Luisteren

Slide 8 - Slide

nevenschikkend


Slide 9 - Slide

nevenschikkend


Schrijven

Slide 10 - Slide

nevenschikkend


drukker
drukst
druk
liever
liefst
In het westen is het verkeer drukker dan in het oosten.
In Nederland is het verkeer even druk als in Duitsland. As bysy as...
In Malaga is het verkeer vijf keer zo druk als in Nederland. Five times as busy as...
As busy as...
kleiner
beter
minder
meer
kleinst
best
minst
meest
Busier than...
Busier than...
graag
klein
goed
weinig
veel
opdracht 50

Slide 11 - Slide

Schrijven
1. Het onderwerp


Verdeel je onderwerp in 3 deelonderwerpen
Schrijf voor ieder deelonderwerp een kernzin.
Schrijf de kern van je  tekst.

Slide 12 - Slide