GYM 3 - Donderdag 18/1 Poezie (stijlfiguren en beeldspraak)

Welkom!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Vandaag

  • Bespreken opdrachten
  • Stijlfiguren en beeldspraak

  • Aan de slag!
  • Als jullie lief zijn: Blooket!

  • Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Slide

Bespreken opdrachten p. 6 & 7

Slide 3 - Slide

Stijlfiguren en beeldspraak
Stijlfiguren: taaltrucjes
 bijv. hyperbool (overdrijving) of rijm.

Het duurde tien jaar voordat je eindelijk eens terugbelde.

Beeldspraak: beelden gebruiken in plaats van de werkelijkheid
Jouw kamer lijkt echt op een zwijnenstal!

Slide 4 - Slide

Welke stijlfiguren
ken je?

Slide 5 - Mind map

Veelvoorkomende stijlfiguren
  • Hyperbool (overdrijven)
  • Rijm
  • Repetitio (herhaling)
  • Tricolon (drieslag) --> Veni, vidi, vici
  • Climax
  • Eufemisme --> 'niet erg slim' in plaats van 'dom' (iets mooier zeggen)
  • Understatement --> Einstein wist wel het een en ander van natuurkunde.
  • Antithese (tegenstelling) --> mooi/lelijk
  • Retorische vraag
  • Vormen van spot: ironie, sarcasme, cynisme

Slide 6 - Slide

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?

Slide 7 - Slide

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Coca-cola verfrist U het best!

Slide 8 - Open question

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?

Slide 9 - Slide

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Door dik en dun

Slide 10 - Open question

Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.

Slide 11 - Slide

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.

Slide 12 - Open question

Vormen van beeldspraak

  • Soms wordt de werkelijkheid wel genoemd:
Hij (werkelijkheid) is een boom (beeld) van een vent. = vergelijking (met als/dan)

  • Soms wordt de werkelijkheid niet genoemd:
Wat een zwijnenstal (beeld)! = metafoor



  • Soms worden dingen menselijk:
De wind zucht al de hele dag. = personificatie


  • Soms noem je een deel, terwijl je een geheel bedoelt (of andersom):
Nederland heeft het WK gewonnen!
Er hangt daar een Rembrandt.
= metonymia

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
    • Kijk de opdrachten van p. 4 & 5 na (antwoorden in SOM -> map module poëzie)
    • Maak de vragen op p. 8 & 9.


    Slide 18 - Slide

    Huiswerk & Taalvout


    Maak de vragen op p. 8 & 9.

    Slide 19 - Slide

    Slide 20 - Slide