H3 De Romeinen Oefenvragen versie

hoe leer je geschiedenis
maak een samenvatting /woordweb 
geef antwoord op de deelvragen , gebruik begrippen boek
welke vaardigheden ( paars) zijn nieuw?
bekijk / maak de laatste paragraaf v. hoofdstuk
doe de oefentoets digitaal. 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hoe leer je geschiedenis
maak een samenvatting /woordweb 
geef antwoord op de deelvragen , gebruik begrippen boek
welke vaardigheden ( paars) zijn nieuw?
bekijk / maak de laatste paragraaf v. hoofdstuk
doe de oefentoets digitaal. 

Slide 1 - Slide

Wat is een republiek?
A
Land met als staatshoofd een president
B
Land met als staatshoofd een koning
C
Land met als staatshoofd een dictator
D
Land met als staatshoofd een senaat

Slide 2 - Quiz

Zet de onderstaande cijfers in de juiste tijdsvolgorde:

1 Caesar maakt een eind aan de macht van de senaat en wordt alleenheerser.
2 De stadstaat Rome is een koninkrijk.
3 Germaanse stammen dringen het Romeinse rijk binnen.
4 Het Romeinse rijk wordt een keizerrijk.
5 Rome wordt een republiek onder leiding van de senaat.
A
2 --> 5 --> 1 --> 4 --> 3
B
3 --> 5 --> 1 --> 2 --> 4
C
1 --> 5 --> 2 --> 4 --> 3
D
4 --> 5 --> 1 --> 2 --> 3

Slide 3 - Quiz

Welke cijfers over de Romeinen zijn juist?
1 Romeinen leefden in een landbouwstedelijke samenleving.
2 Rijn werd de zuidelijke grens van het Romeinse Rijk .
3 De grenzen werden bewaakt door legioenen.
4 Germanen ten noordoosten van de Rijn leefden in een landbouwstedelijke samenleving.
5 Romeinen en Germanen dreven geen handel over de grens.
6 Volkeren in het grensgebied werden geromaniseerd.
A
1, 3 en 6
B
1, 2 en 5
C
2 en 4
D
3 en 6

Slide 4 - Quiz

Lees eerst de bron.

Welke conclusie kun je trekken?

A
Er zijn geen overeenkomsten tussen de Romeinse en de tegenwoordige cultuur.
B
Pompeii werd beschermd door veel goden.
C
Verliefde Romeinen schreven op muren over hun liefde.
D
Geen van de genoemde conclusies is juist.

Slide 5 - Quiz


Een leerling van een andere klas, uiteraard niet jullie klas, heeft een aantal bordjes met begrippen uit het Romeinse Rijk laten vallen. Hierdoor staan de letters door elkaar. 

➤Welk woord moet je met deze letters maken?

Slide 6 - Open question

Bekijk eerst de bron.
Het is een tekening uit omstreeks 200 op een muur in Rome uit. Je ziet links een man en aan het kruis een man met een ezelskop.
Erbij staat geschreven: 'Alexamenos eert zijn god.'

Welke conclusies kun je hieruit trekken?
A
De tekening is gemaakt in een kerk.
B
De tekening is gemaakt door een christen.
C
Alexamenos was een christen.
D
geen van de genoemde conclusies is juist.

Slide 7 - Quiz


De Romeinse manier van leven werd over het hele rijk verspreid. Op de afbeelding zie je Arles, een stad en Zuid-Frankrijk. 

➤Welk overblijfsel van het Romeinse Rijk herken je op de foto?


Gebruik de bron
A
Circus Maximus
B
Colosseum
C
amfitheater
D
aquaduct

Slide 8 - Quiz

Maak de zin af:

De Romeinen hadden een....
A
monotheïstisch geloof
B
polytheïstisch geloof
C
atheïstisch geloof
D
humanistisch geloof

Slide 9 - Quiz

Welke zin over de Romeinen is juist?
A
Alle Romeinse burgers hadden gelijke rechten.
B
Elke provincie in het Romeinse rijk had zijn eigen munten.
C
In het hele rijk werd dezelfde taal gesproken.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 10 - Quiz

Welke zin is juist?
A
De Romeinen vereerden maar één god.
B
De Romeinen waren tolerant tegenover andere godsdiensten.
C
Het jodendom is een polytheïstische godsdienst.
D
Geen van de zinnen is juist.

Slide 11 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

In welke Nederlandse provincie is dit badhuis opgegraven?
A
Groningen
B
Limburg
C
Noord-Holland
D
Zeeland

Slide 12 - Quiz

Welke conclusie kun je trekken uit deze bron?
A
Deze hond had een baasje.
B
Er waren veel honden in Pompeii.
C
Honden werden veel als huisdier gehouden.
D
In Pompeii moesten honden aangelijnd worden.

Slide 13 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welk woord hoort op het witte kruisje bovenin de afbeelding te staan?

Slide 14 - Open question

Wat betekent de titel 'Augustus'
A
De verhevene
B
Dictator voor het leven
C
Keizer van het Romeinse rijk
D
Redder van de Republiek

Slide 15 - Quiz


Bekijk de bron en kies het juiste antwoord.

De naam van het sportmerk ASICS komt van de beginletters de woorden in de latijnse zin: Anima Sana In Corpore Sano. Dit betekent: een gezonde ziel in een gezond lichaam.

Wat deden de Romeinen om een gezond lichaam te krijgen en houden?
Gebruik de bron
A
Ze deden mee aan gladiatorengevechten
B
Ze deden mee aan de Olympische Spelen
C
Ze gingen regelmatig naar badhuizen
D
Ze moesten veel lopen in het leger.

Slide 16 - Quiz

Deze toets gaat over de Romeinen.
Welk plaatje hoort bij dit tijdvak?
A
Plaatje 1
B
Plaatje 2
C
Plaatje 3
D
Plaatje 4

Slide 17 - Quiz

Rond 300 was het Romeinse Rijk in oppervlakte op z'n grootst.
Al het gebied rondom een zee (zie rood kruisje in de afbeelding) was van het Romeinse Rijk.
Hoe heette deze zee (zie rood kruisje)?
A
De Middellandse zee
B
De Noordzee
C
De Kaspische zee
D
De Zwarte zee

Slide 18 - Quiz

Lees onderstaande feiten:
1. Onderworpen stadstaten betaalden Rome belasting.
2. Onderworpen stadstaten gehoorzaamden Rome.
3. Onder worpen stadstaten leverden Rome soldaten.
4. Rome had een sterk leger
5. Romeinen werden steeds machtiger.
6. Romeinen werden steeds rijker.

Welke opmerking is juist?
A
Feit 1 is een gevolg van feit 6.
B
Feit 2 is een gevolg van feit 5.
C
Feit 4 is een oorzaak van feit 3
D
Geen van alle opmerkingen is juist.

Slide 19 - Quiz

In de afbeelding zie je gladiatorengevechten in het collosseum. Regelmatig werd de verliezende gladiator gedood.
Tegenwoordig komt moord als amusement niet meer voor in onze samenleving, omdat:
A
amusement niet meer voorkomt.
B
mensen niet naar moord willen kijken
C
moord niet meer voorkomt
D
moord verboden is.

Slide 20 - Quiz

Op de afbeelding zie je de Romeinse god van de handel. Hoe heette deze god?
A
Mercurius
B
Neptunus
C
Jupiter
D
Mars

Slide 21 - Quiz

Op de afbeelding zie je de Romeinse god van de zee. Hoe heette deze god?
A
Neptunus
B
Mercurius
C
Pluto
D
Jupiter

Slide 22 - Quiz

Op een gegeven moment verboden de Romeinen het christendom in hun rijk. Waarom?
A
christenen waren niet verdraagzaam
B
christenen wilden de Romeinse goden vereren.
C
christenen geloofden dat hun goden kwaad waren op de Romeinen.
D
Geen van de genoemde redenen zijn juist.

Slide 23 - Quiz

Op de afbeelding zie je Julius Civilis, de leider van de Bataafse Opstaand.

Welke uitspraak is juist?
A
De Bataafse militairen waren trouwe helpers van de Romeinen.
B
Na de Bataafse Opstand sloten de Bataven en de Romeinen een verdrag
C
De Bataven en Romeinen spraken af dat ze geen bondgenoten meer waren
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 24 - Quiz

Lees de onderstaande vier feiten:

1. Germaanse stammen drongen het Romeinse Rijk binnen.
2. Germanen maakten een eind aan het West-Romeinse Rijk.
3. Romeinen breidden hun rijk uit tot de Rijn.
4. Volkeren in het grensgebied werden geromaniseerd.
Zet de bovenstaande vier feiten in de juiste tijdsvolgorde
A
3 --> 4 --> 1 --> 2
B
3 --> 1 --> 4 --> 2
C
4 --> 3 --> 1 --> 2
D
3 --> 4 --> 2 --> 1

Slide 25 - Quiz

Deze vraag gaat over de opkomst van het christendom.
Welke zin is ONJUIST?
A
Het christendom werd gesticht door volgelingen van Jezus Christus
B
In 392 werd het christendom als enige godsdienst toegestaan in het Romeinse Rijk.
C
De kerk was de christelijke organisatie met bisschoppen onder leiding van de paus
D
Romeinen verboden andere godsdiensten.

Slide 26 - Quiz

Lees de vijf onderstaande zinnen:
1. In 27 v. C. werd het Romeinse rijk een republiek.
2. De republiek werd bestuurd door keizers.
3. Toen Caesar alleenheerser werd, gaf hij de macht terug aan de senaat.
4. De eerste keizer, Augustus, en zijn opvolgers zorgden voor twee eeuwen van welvaart en vrede (ook wel Pax Romana).
5. Legers konden zich snel over de wegen verplaatsen om de grenzen te bewaken.

Welke zinnen zijn juist?
A
Zin 4 en 5
B
Zin 1, 3 en 4
C
Zin 2 en 5
D
Zin 2 ,4 en 5

Slide 27 - Quiz

Deze opdracht gaat over romanisering.

Wat is GEEN voorbeeld van romanisering?
A
Een Bataafse militair gelegerd in Noord-Engeland schrijft in het Latijn een brief aan zijn vader.
B
Een Frieze handelaar koopt in Noviomagus potten met Romeins muntgeld om deze ten noorden van de grens weer te verkopen.
C
Een Germaanse vrouw gaat wekelijks naar het badhuis in Mosa Traiectum om een middag te ontspannen.
D
Een Keltische bard (een zanger) zingt liederen over de heldendaden van Keltische helden van vroeger.

Slide 28 - Quiz

Deze opdracht gaat over een mozaïek. Je maakt hierbij gebruik van het verwerken van historische informatie.

I: "De afbeelding laat zien dat er ook in de tijd van de Romeinen al straatmuzikanten waren, net als tegenwoordig."
II: "Op de afbeelding is te zien dat de Romeinen belachelijke gewaden droegen en dus geen gevoel voor mode hadden."
A
Uitspraak I en II zijn beide objectief.
B
Uitspraak I en II zijn beide subjectief.
C
Uitspraak I is objectief, II is subjectief.
D
Uitspraak I is subjectief, II is objectief.

Slide 29 - Quiz


Gebruik de bron
Bekijk de bron en kies het juiste antwoord.

➤Welke conclusie kun je trekken uit de bron?
A
De Romeinen waren niet zo goed in het maken van kunst.
B
Romeinen deden aan sport.
C
Slaven maakten de mozaïeken.
D
Vrouwen mochten niet aan sport doen

Slide 30 - Quiz