HNE Duits V2 les 10 NK K1, L4+5

1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Heute braucht ihr:
- Buch / Laptop
- Heft
- Kugelschreiber
Motag 25. September 2023
Herbst - Woche 39

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
1) Zahlen überprüfen > 2 Freiwilligen
2) wir reden ein bisschen (Übung 7)
3) Grammatik E + F  + Aufgaben
4) Wörter Lektion 1 bis 4




Slide 3 - Slide

Zahlen
31
20
56
99
100
12
14

Slide 4 - Slide

Zahlen
  • einunddreißig
  • zwanzig
  • sechsundfünfzig
  • neunundneunzig
  • hundert
  • zwölf
  • vierzehn
31
20
56
99
100
12
14

Slide 5 - Slide

Übung 7, S. 26 (Hausaufgaben)
Wir reden miteinander
"Versuchskanninchen"
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Grammatik F + G (S. 32-33)
  • Het bepaald en onbepaald artikel: "de/het" of "een"
  • Zelfstandig naamwoorden met hoofdletter
  • Mannelijk / vrouwelijk / onzijdig / meervoud
der - mannelijke woorden 
die - vrouwelijk en meervoud
das - onzijdige woorden ("het"-woorden)
)
der-Gruppe

Slide 7 - Slide

Nominativ - eerste naamval 
DER => mannelijk = de >> EIN
DAS => onzijdig = het >> EIN
DIE => vrouwelijk = de >> EINE
DIE => meervoud = geen >> KEINE
)
ein-Gruppe
kijk naar geslacht van het zelfstandig naamwoord en dan weet je ein of eine (of der / die / das)

Slide 8 - Slide

ein of eine
... Lehrer (leraar)
A
ein
B
eine

Slide 9 - Quiz

ein of eine
... Katze (poes)
A
ein
B
eine

Slide 10 - Quiz

ein of eine
... Haus (het huis)
A
ein
B
eine

Slide 11 - Quiz

kein of keine
Wir wollen ... Hausaufgaben.
A
kein
B
keine

Slide 12 - Quiz

Bedenk een zelfstandig naamwoord in het Duits dat je al kent of hebt geleerd. Verander het bepaalde lidwoord (der-Gruppe) naar een onbepaald lidwoord (ein-Gruppe).

Slide 13 - Open question

Bezittelijk voornaamwoord, S. 33
mijn
jouw
zijn
haar
zijn
onze
jullie
hun
uw
mein-e
dein-e
sein-e
ihr-e
sein-e
unser-e
euer
eure
ihr-e
Ihr-e
Welk geslacht heeft het woord waar het bezittelijk voornaamwoord op slaat? 
mannelijk/onzijdig = geen "+e" 
 vrouwelijk/meervoud = +e

Slide 14 - Slide

Welk bezittelijk voornaamwoord past hier:
Sie ist ... (mijn) Schwester
A
meine
B
mein
C
ihre
D
ihr

Slide 15 - Quiz

Welk bezittelijk voornaamwoord past hier:
Das sind .... (jouw) Freunde.
A
keine
B
deine
C
dein
D
kein

Slide 16 - Quiz

Welk bezittelijk voornaamwoord past hier:
Das ist .... (zijn) Buch
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine

Slide 17 - Quiz

Welk bezittelijk voornaamwoord past hier:
Das sind ... (onze) Brüder (mv)
A
unser
B
eure
C
unsere
D
euer

Slide 18 - Quiz

überprüfen / neue Hausaufgaben 
Lektion 4: Übung 8, 9, 10(S. 33)
Übung 11, 12, 13 (S. 34-35)
Ondertussen bekijk ik jullie huiswerk van afgelopen week!
Hausaufgaben: Übung 1 + 2
Antw 1: Potsdammerplatz
Antw 2: 2 Geburtsdatum, 3 häufig, 4 Postleitzahl, 5 Sprache,       6 fahren, 7 dort, 8 stattfinden, 9 Man, 10 Wohnort

Slide 19 - Slide

Wörter Lektion 1 bis 4
Leer dus ook: hoofdletters :-)
der/die/das
NE>DU en DU>NE

Slide 20 - Slide

Jetzt Zeit für dein erstes deutsches Bingo
Noteer 9 getallen onder de 20 op een blaadje (met een pen) 
zorg dat je niet hetzelfde hebt als je
buurman, -vrouw!

Slide 21 - Slide

                                 TSCHÜSS
Mache eine einfache Stammbaum (echt oder phantasie)
benoem 10 familieleden (Oma, Opa, Onkel etc met naam) - Wörter L3
Maandag inleveren!
Hausaufgaben: machen Übung 8 bis 10, 11 + 12 und 13



Slide 22 - Slide