1a: De schrijver laat in dit verhaal de lezer de gebeurtenissen meebeleven vanuit een bepaalde verhaalfiguur. Wie is dat hier?
1b: Ga nog eens na vanaf welke regel je dat doorhad en geef minstens drie duidelijke voorbeelden vanuit het verschijnsel dat je vanuit deze verhaalfiguur meeleeft. Noteer de regelnummers!
1c: Het 'meebeleven vanuit een verhaalfiguur' heet perspectief. Wat is het effect van de bijzondere perspectiefkeuze in dit verhaal?
1d: Wat voor soort vertelsituatie heeft dit verhaal?
Tip: markeer in de tekst en noteer de vraag er evt. bij.