1MH week 47 les twee (fysiek)

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to do today?
- Who is here?
- What did we do in the previous lesson?
- What did we do so far?
- Making questions
- Homework time!
- End of lesson

Slide 2 - Slide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

What was your homework?
Let's check all the homework you had to do in class!

Slide 4 - Slide

Wat hebben we
tot nu toe gedaan?

Slide 5 - Mind map

Making questions

We gaan het alweer hebben over hoe je van een 'gewone' zin (ofwel mededelende zin) een vraagzin kunt maken in het Engels.

Een voorbeeld hiervan:
He likes cats. --> Does he like cats?

Slide 6 - Slide

Vraagzin maken
Meestal gebruik je een vorm van het werkwoord to do om een vraagzin te maken. Dit zet je dan vooraan in de zin.
I like cats - Do I like cats?
I walk to school - Do I walk to school?
We eat breakfast - Do we eat breakfast?

VERGEET HET VRAAGTEKEN NIET!

Slide 7 - Slide

Vragen maken met 'to do'.
Het werkwoord 'to do' vervoeg je als volgt:
I do
You do
He/She/It (SHIT) does
We do
You do
They do   

Slide 8 - Slide

Vraag maken met ''to do''
Als je iemand wilt vragen of ze een pen bij zich hebben:
Do you have a pen with you?
Als je iemand wilt vragen of ze van honden houden:
Do you like dogs?
Als je wilt vragen of iemand een jonger broertje/zusje heeft:
Does she have a younger sibling?

Slide 9 - Slide

Hoe vraag je het volgende in het EN:
Weet jij haar naam?

Slide 10 - Open question

Hoe vraag je het volgende in het EN:
Slaap jij hier?

Slide 11 - Open question

Vraagzin maken
Een andere manier om vragen te maken, is door het onderwerp en het werkwoord in de zin om te wisselen. Dit doe je bij alle hulpwerkwoorden (can/could, may, might, would, should, will alle vormen van 'to be' dus I am you are etc.) 
Voorbeelden:
He can draw really well. --> Can he draw really well?
I should go to the store --> Should I go to the store?

Slide 12 - Slide

Zet in een vraagzin:
I could look at him all day

Slide 13 - Open question

Zet in een vraagzin:
I will buy a new phone soon

Slide 14 - Open question

We hebben geleerd hoe je een vraag moet maken. Welk werkwoord heb je vaak nodig om een vraag te maken?
A
to be
B
to do
C
to are
D
Will

Slide 15 - Quiz

We hebben ook een andere manier van vragen maken gezien. Welke woorden moet je dan omwisselen?
A
het lijdend voorwerp en het onderwerp
B
het onderwerp en het werkwoord
C
het werkwoord en het lijdend voorwerp
D
het onderwerp en de leestekens

Slide 16 - Quiz

Op wat voor leesteken eindigt een vraagzin ALTIJD?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

End of lesson
- Do exercises and 30 and 31
- Study stone five

Slide 19 - Slide