KGT 2 C4.2

 Hoe ontstond de industrie?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Hoe ontstond de industrie?

Slide 1 - Slide

Industriële revolutie

Slide 2 - Mind map

Lesdoelen
  • Je kunt de begrippen huisnijverheid, energiebronnen, stoommachine en concurrentie uitleggen. 
  • Je kunt het begrip industriële revolutie uitleggen.
  • Je kunt 3 gevolgen noemen waar de uitvindig van de stoommachine voor heeft gezorgd.
  • Je 3 oude energiebronnen noemen.

Slide 3 - Slide

Op een katoenplantage
  • Slaven uit Afrika werkten op plantages in Zuid-Amerika
  • Plantageproducten, zoals katoen, werden naar Europa gebracht
  • Hier werd het katoen in fabrieken verwerkt tot kleding 
  • Vanaf de tijd van de Pruiken en revoluties (1700 tot 1800): nadenken over mensenrechten en gelijkheid --> afschaffing slavernij 

Slide 4 - Slide

Driehoekshandel

Slide 5 - Slide

Spinnen en weven 
  • De katoen werd in Groot-Britannië rond 1800 gekocht door koopmannen
  • Met een spinnewiel sponnen ze draden van de ruwe katoen
  • Hiervan maakten zij lappen stof (textiel) 
  • Werd geverfd en verkocht
     aan kleermakers 

Slide 6 - Slide

Spinnen en weven
  • Het weefgetouw en het spinnewiel stonden in huis
  • Het hele gezin hielp mee
  • Huisnijverheid: het thuis maken van goederen door ambachtslieden of boeren

Slide 7 - Slide


Schietspoel
1733



  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 8 - Slide


Spinning Jenny
1764



  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen




Slide 9 - Slide

Oude energiebronnen
Oude energiebronnen:
  1. spierkracht
  2. dierkracht
  3. waterkracht
  4. windkracht

Slide 10 - Slide

Nieuwe energiebronnen
Rond 1780 nieuwe energiebron de stoommachine:
Apparaat dat aangedreven wordt door hete damp van kokend water.

Slide 11 - Slide

Nieuwe energiebronnen gevolgen
  • Zorgde voor meer productie
  • Mensen werden minder afhankelijk van de natuur 
  • Stoommachines waren te groot en pasten niet in huis
  • Bouw van fabrieken 

Slide 12 - Slide

Werken in fabrieken
Veel veranderingen:
  • Hoge productie
  • Vervoer van producten ging sneller
  • Ondernemers bouwden fabrieken en werden werkgevers
  • Zij hadden mensen in dienst: werknemers
  • Goedkope productie + lage lonen

Slide 13 - Slide

Industriële revolutie
  • Werkgevers maakten veel winst 
  • Zij bouwden nieuwe fabrieken, bruggen, spoorlijnen
  • Snelle groei industrie
  • Huisnijverheid hield op met bestaan: teveel concurrentie = strijd om zo veel mogelijk producten te verkopen en klanten te winnen

Slide 14 - Slide

Industriële revolutie
  • Bedrijfjes moesten sluiten
  • Ambachtslieden verhuisden naar de stad om in fabrieken te gaan werken 
  • Grote verandering: industriele revolutie

Slide 15 - Slide

Na de industriële revolutie
  • Machines doen het meeste werk i.p.v. mensen.
  • Mensen werken in fabrieken met machines.
  • Lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden, kinderarbeid.

Slide 16 - Slide

Spoorlijnen
  • Dankzij de industriële revolutie veel vraag naar producten en grondstoffen 
  • Afzetmarkten: plaats waar producten worden verkocht
  • Na 1800 werden spoorlijnen belangrijker
  • Vanaf 1821: stoomtreinen 

Slide 17 - Slide

Evaluatie Lesdoelen 
  • Je kunt de begrippen huisnijverheid, energiebronnen, stoommachine en concurrentie uitleggen
  • Je kunt het begrip industriële revolutie uitleggen.
  • Je kunt 3 gevolgen noemen waar de uitvindig van de stoommachine voor heeft gezorgd.
  • Je 3 oude energiebronnen noemen.

Slide 18 - Slide