2.4. Grammatica 2 lessen

10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

2.4. Grammatica

Slide 2 - Slide

Lesopbouw

1. 10 minuten lezen.

2. Terugblik vorige les.

3. Lesdoelen deze les.

4. Voorkennis activeren: wat weet je al van het onderwerp?

5. Instructie.

6. Inoefening.

7. Zelfstandig werken.

8. Afsluiting

Slide 3 - Slide

Noem een voorbeeld van een synoniem.

Slide 4 - Open question

Lesdoel deze les

1. Aan het einde van de les weet je wat splitsbare werkwoorden zijn en je kunt deze herkennen in een zin.



Slide 5 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Jorn is vorige week zijn jas vergeten.

Slide 6 - Open question

Instructie splitsbare werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn in een zin gesplitst. Dit noem je splitsbare werkwoorden:

- Vanmiddag bel ik opa op (opbellen).

- Kees blijft vanmiddag na (nablijven).


Let goed op!! Splitsbare werkwoorden als je zinsdelen benoemt. De pv in de eerste zin is bel, maar het gezegde is bel op.

Slide 7 - Slide

Wat is het splitsbare werkwoord in de zin:
Mijn moeder belt opa op.

Slide 8 - Open question

Wat is het wg in de zin:
De autodealer raadt mij een andere auto aan.

Slide 9 - Open question

Zelfstandig werken
Maak de volgende opdrachten: 1 tot en met 8. 

Afspraken tijdens het zelfstandig werken:
  •  Als je iets niet snapt mag je je schoudermaatje vragen. Doe dit zachtjes.
  •  Kom je er samen niet uit, dan steek je je vinger op. Je gaat ondertussen verder met de volgende opdracht.
  •  Tijdens mijn ‘service-rondje’ probeer ik je te helpen.

Slide 10 - Slide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Terugblik vorige les: wat is het wg in de zin: Jan belt bij Piet aan.

Slide 12 - Open question

Lesdoel deze les
Aan het einde van de les weet je hoe je het onderwerp in een zin kan vinden.

Slide 13 - Slide

Instructie onderwerp
Het onderwerp (o) geeft aan wie of wat iets doet. 

Het onderwerp staat bijna altijd naast de persoonsvorm, want het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar:
- Als de pv in het enkelvoud staat, staat het onderwerp ook in het onderwerp.
- Als de pv in het meervoud staat, is het onderwerp ook meervoud.

Je vindt de pv door te vragen: WIE/WAT + WERKWOORDELIJK GEZEGDE

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

DUS... Nieuwe volgorde van zinsdelen benoemen:
1. Zoek de persoonsvorm.

2. Verdeel de zin in zinsdelen (gebruik de zinsdeelproef). 

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde.

4. Benoem het onderwerp

Slide 16 - Slide

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
De politie heeft de verdachte opgepakt.

Slide 17 - Open question

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Deze film hebben Ravi en ik gezien.

Slide 18 - Open question

Zelfstandig werken

Maak de volgende opdrachten: 9 tot en met 16. 
Afspraken tijdens het zelfstandig werken:

  1. Als je iets niet snapt mag je je schoudermaatje vragen. Doe dit zachtjes.
  2. Kom je er samen niet uit, dan steek je je vinger op. Je gaat ondertussen verder met de volgende opdracht.
  3. Tijdens mijn ‘service-rondje’ probeer ik je te helpen.

Slide 19 - Slide

Welke vraag stel je als je het onderwerp in een zin wilt vinden?

Slide 20 - Open question

Verlengde instructie
1. Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
2. Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in een zin?
3. Hoe vind je het onderwerp in een zin?
4. Hoe vind kun je de zin in zinsdelen verdelen?

Samen de zinnen van opdracht 2 in zinsdelen verdelen.

Slide 21 - Slide