Werken met de brander

De brander

Bij practicum moet je soms iets verwarmen. Daarvoor gebruik je een brander. De brander werkt op gas. Op de brander zit een gaskraan (afbeelding 4). Met de gaskraan laat je meer of minder gas in de brander. De vlam wordt dan groter of kleiner. Je kunt deze kraan ook helemaal dicht draaien.

Gas kan alleen branden als er zuurstof bij komt. Zuurstof zit in de lucht. De lucht komt door de luchtschijf (afbeelding 4) bij het gas. Met de luchtschijf laat je meer of minder lucht bij het gas. In de schoorsteen worden het gas en de lucht gemengd, zodat de vlam bovenaan de schoorsteen goed kan branden.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De brander

Bij practicum moet je soms iets verwarmen. Daarvoor gebruik je een brander. De brander werkt op gas. Op de brander zit een gaskraan (afbeelding 4). Met de gaskraan laat je meer of minder gas in de brander. De vlam wordt dan groter of kleiner. Je kunt deze kraan ook helemaal dicht draaien.

Gas kan alleen branden als er zuurstof bij komt. Zuurstof zit in de lucht. De lucht komt door de luchtschijf (afbeelding 4) bij het gas. Met de luchtschijf laat je meer of minder lucht bij het gas. In de schoorsteen worden het gas en de lucht gemengd, zodat de vlam bovenaan de schoorsteen goed kan branden.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Drie vlammen
Met de brander kun je drie soorten vlammen maken:
De pauzevlam (afbeelding 5a) gebruik je als je de brander even niet nodig hebt. Een pauzevlam is geeloranje. De pauzevlam is goed zichtbaar, zodat je je niet per ongeluk verbrandt aan de vlam. Voor een pauzevlam draai je de gaskraan een beetje open en blijft de luchtschijf dicht.
De stille blauwe vlam (afbeelding 5b) gebruik je als je iets warm moet houden. Ook gebruik je de stille blauwe vlam als je een kleine hoeveelheid moet verwarmen, bijvoorbeeld een klein beetje water. Voor een stille blauwe vlam open je de gaskraan en de luchtschijf een beetje.
De ruisende blauwe vlam (afbeelding 5c) is heel heet. Een ruisende blauwe vlam gebruik je als je iets flink moet verwarmen. Ook gebruik je de ruisende blauwe vlam om een grote hoeveelheid te verwarmen. Bijvoorbeeld om een liter water te koken. Voor een ruisende blauwe vlam draai je de gaskraan en de luchtschijf ver open.

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Wanneer gebruik je een pauzevlam?
Als je de brander................
A
een paar minuten nodig hebt
B
tien minuten niet nodig hebt

Slide 6 - Quiz

Wanneer gebruik je een ruisende blauwe vlam?
Als je een................
A
grote hoeveelheid vloeistof moet verwarmen.
B
kleine hoeveelheid vloeistof moet verwarmen.

Slide 7 - Quiz

Als je een brander aansteekt, moet de luchtschijf.................. zijn.
A
open
B
dicht

Slide 8 - Quiz

Carolien stoot per ongeluk haar brander om. De vlam van de brander blijft branden.
Carolien raakt in paniek.
Jij blijft kalm, want je weet wat je als eerste moet doen.
A
Je pakt de brander vast en zet hem rechtop
B
Je giet een bekerglas water op de brander.
C
Je maakt de gaskraan op haar tafel dicht.
D
Je pakt de brandblusser en spuit op de brander

Slide 9 - Quiz

Practicum en veiligheid
Voor de veiligheid in het lokaal is het belangrijk dat de proef zittend wordt uitgevoerd.
Blijf gedurende de proef zitten op je plek!
Niet naar een andere tafel lopen om te kijken hoe het daar gaat!
Als alle opdrachten af zijn wordt alles weer netjes opgeruimd, labjas ophangen en veiligheidsbril weer in de bak.
Daarna op je plek en verder werken aan of afmaken van de opdrachten



Slide 10 - Slide

Practicum
Open nu je NaSk-boek op pagina 34, proef 4, Werken met de brander
Lees de inleiding, doel van de proef en benodigdheden
Trek een labjas aan en neem de veiligheidsbril mee
Neem je boek mee naar de tafel waar je de proef uitvoert
Werk in tweetallen
Pak de spullen die je nodig hebt en sluit de brander aan
Laat de docent controleren en begin met het uitvoeren en uitwerken van de opdrachten 1 t/m 10


Slide 11 - Slide