Klas 3G/T, H5 Spelling: verkleinwoorden en afkortingen

Nederlands klas 3 
Week 2021
Docent: meneer Weerman
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands klas 3 
Week 2021
Docent: meneer Weerman

Slide 1 - Slide

Les 1 + 2 + 3
H5 Taalverzorging spelling: verkleinwoorden en afkortingen

Slide 2 - Slide

Afspraken 
5 algemene afspraken:  
1. Ik ga respectvol om met anderen en andermans spullen 
2. Ik volg de instructie van alle medewerkers op 
3. Ik ruim (mijn) afval op 
4. Ik loop rustig door de school 
5. In school draag ik geen pet en doe ik mijn capuchon af 
 
En 4 afspraken in de klas:  
1. Ik heb mijn schoolspullen in orde 
2. Mijn iPad gebruik ik alleen met toestemming van de docent 
3. Mijn telefoon bewaar ik in mijn kluis. Let op: neem je je telefoon toch mee de klas in, dan doe je deze in de telefoontas. De school is niet aansprakelijk voor schade of diefstal. 
4. Luisteren we naar elkaar (hand opsteken voordat je wat wilt zeggen/vragen) 

Slide 3 - Slide

Afspraken telefoon
Basis is dat telefoons niet zichtbaar zijn in de les. Leerlingen kunnen: 
- de telefoon blijft in de tas 
- de telefoon gaat in de telefoontas 
- de telefoon blijft in de kluis  
 
De docent 
- zorgt ervoor dat de telefoon niet “meer” zichtbaar is 
- draagt zelf zorg voor passende consequenties 
- hanteert hierbij afspraken rondom regel overtredend en grensoverschrijdend gedrag 


Slide 4 - Slide

Vandaag
  • 10 min: Lezen
  • 10 min: Lesdoelen / Uitleg (video-uitleg) Spelling verkleinwoorden
  • 20 min: Aan de slag: 
    - maken startopdracht / opdracht  (blz. )
    -samenwerken/zelfstandig werken
  • Klaar: maken (blz. )
  • 5 min: Afsluiting

Slide 5 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk 5 -> Spelling (bladzijde )
  • Lezen: theorie Spelling hoofdstuk 5 (+ video-uitleg)
  • Maken: opdracht

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

verkleinwoorden
Verkleinwoorden

Slide 9 - Slide

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 10 - Slide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 11 - Slide

Etalage:
a: etalagetje b: etalage'tje
c: etalageetje
A
Etalagetje
B
Etalage'tje
C
Etalageetje

Slide 12 - Quiz

Radio
a: radiotje b: radio'tje c: radiootje
A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje

Slide 13 - Quiz

Verdieping
a: verdiepingtje b: verdiepingetje
c: verdiepingkje d: verdiepinkje
A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingkje
D
Verdiepinkje

Slide 14 - Quiz

cd
a: cdtje b: CeeDeetje c: cd'tje
A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje

Slide 15 - Quiz

Pony
a: ponytje b: ponietje c: pony'tje
d: paardje
A
ponytje
B
ponietje
C
pony'tje
D
paardje

Slide 16 - Quiz

Menu
a: menutje b: menuutje c: menu'tje
d: menuu'tje
A
Menutje
B
Menuutje
C
Menu'tje
D
Menuu'tje

Slide 17 - Quiz

Instructie
a: instructietje b: instructieetje
c: instructie'tje
A
Instructietje
B
Instructieetje
C
Instructie'tje

Slide 18 - Quiz

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 19 - Slide

afkortingen

We kennen in het Nederlands diverse afkortingen:

- tv

- dhr.

- t.k.a.

- AH

- Z.K.H.

Slide 20 - Slide

Zo schrijf je afkortingen
• Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN. 
• Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv., e.d.,  m.a.w., o.a., t.w.v., z.o.z.

Slide 21 - Slide

• De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms. 
 
Gebruik bij twijfel over de schrijfwijze van het verkleinwoord of de afkorting een (online) woordenboek.

Slide 22 - Slide

Wat betekent t.k.a.?
a: te krijgen adres
b: te koop aangeboden
c: te kleuren afbeelding
A
te krijgen adres
B
te koop aangeboden
C
te kleuren afbeelding

Slide 23 - Quiz

Kort op de juiste manier af:
bladzijde

Slide 24 - Open question

Kort op de juiste manier af:
circa

Slide 25 - Open question

Kort op de juiste manier af:
door middel van

Slide 26 - Open question

Kort op de juiste manier af:
onder andere

Slide 27 - Open question

Er komt slecht weer aan, .............. regen en hagel.
a: ca. b: i.t.t. c: o.a. d: m.a.w.
A
ca.
B
i.t.t.
C
o.a.
D
m.a.w.

Slide 28 - Quiz

Er wonen ............... 17 miljoen mensen in Nederland.
a: m.b.v. b: ca. c: o.a. d: m.a.w.
A
m.b.v.
B
ca.
C
o.a.
D
m.a.w.

Slide 29 - Quiz

Het bedrijf verdiende miljoenen ............... oplichtingspraktijken.
a: d.m.v. b: ca. c: o.a. d: m.a.w.
A
d.m.v.
B
ca.
C
o.a.
D
m.a.w.

Slide 30 - Quiz

Kort op de juiste manier af:
Hare Koninklijke Hoogheid

Slide 31 - Open question