1H H3 WS - hww/zww

H3 grammatica woordsoorten
In deze les:
- Uitleg en oefeningen zelfst. ww. en hulpww.
- Zelfstandig werken
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H3 grammatica woordsoorten
In deze les:
- Uitleg en oefeningen zelfst. ww. en hulpww.
- Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Een werkwoord is iets wat je kan doen. Maak van elk werkwoord hieronder een schetsje.
lopen
lezen
eten
kunnen
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Wat valt je op?
lopen
lezen
eten
kunnen

Slide 3 - Slide

Een hulpwerkwoord heeft een minder duidelijke betekenis dan een zelfstandig werkwoord.
lopen
lezen
eten
kunnen

Slide 4 - Slide

Een andere manier:

Hieronder staan twee zinnen met meerdere werkwoorden. Laat van elke zin steeds de persoonsvorm weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt. De werkwoorden mag je vervoegen. Welk werkwoord houd je over?

Voorbeeld:
Sandra moet haar Franse woordjes gaan leren. → Sandra gaat haar Franse woordjes leren. → Sandra leert haar Franse woordjes.

De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.

Slide 5 - Slide


De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.
De schilder heeft het raam donkergroen geverfd.
De schilder verft het raam donkergroen.

Het werkwoord dat je na deze stapjes overhoudt, is het zelfstandig werkwoord. De rest zijn hulpwerkwoorden. Het zelfstandig werkwoord is dus het belangrijkste werkwoord van de zin.

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

  • Heeft meestal een duidelijke betekenis.
  • In elke zin zit altijd één ZWW.
  • Bij meerdere werkwoorden in een zin, staat het ZWW vaak achteraan.
  • Belangrijkste ww in de zin.


Hulpwerkwoord (HWW)

  • Heeft een minder duidelijke betekenis.
  • Niet elke zin bevat een HWW.
  • Er kunnen meer HWW in
    een zin voorkomen.


Bij de bakker koop ik gebak.
Ik heb gebak gekocht bij de bakker.
Ik zou ook brood hebben kunnen kopen bij de bakker.

Slide 7 - Slide

Noteer de werkwoorden van deze zin:
De kok heeft weer bijzonder lekker gekookt.

Slide 8 - Open question

Welk soort werkwoorden zijn het?
De kok heeft weer bijzonder lekker gekookt.
A
heeft = zelfst. ww gekookt = zelfst. ww
B
heeft = hulpww gekookt = hulpww
C
heeft = zelfst. ww gekookt = hulpww
D
heeft = hulpww gekookt = zelfst. ww

Slide 9 - Quiz

Noteer de werkwoorden van deze zin:
Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.

Slide 10 - Open question

Wat is het zelfstandig werkwoord?
Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.
A
moet
B
gaan
C
vriezen
D
er is geen zelfstandig werkwoord

Slide 11 - Quiz

Wat zijn (is) de hulpwerkwoord(en)?
Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.
A
moet
B
gaan
C
vriezen
D
er is geen hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

Noteer het ZWW van deze zin:
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.

Slide 13 - Open question

H3 grammatica woordsoorten
Nu: begin aan je route H3 grammatica zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord. (Ook de startopdracht maken!)


Blijf online; mocht je een vraag hebben, kun je die stellen.

Slide 14 - Slide