Burgerschap: rechtssysteem

Burgerschap: rechtssysteem
Deze les ga je de rollen van het rechtssysteem herhalen en er een toneelstukje bij bedenken.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BurgerschapskundeTaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Burgerschap: rechtssysteem
Deze les ga je de rollen van het rechtssysteem herhalen en er een toneelstukje bij bedenken.

Slide 1 - Slide

Waarom krijgen jullie les over het rechtssysteem?
A
Dat vindt juf Ilona interessant
B
Zodat je weet hoe het jou kan helpen en beschermt
C
Zodat je weet wat er gebeurt als je de wet breekt
D
Zodat je later advocaat of rechter kan worden

Slide 2 - Quiz

Welke rollen heeft het rechtssysteem?

Slide 3 - Mind map

Het rechtssysteem bestaat uit:
1. Het slachtoffer                        5. De Officier van Justitie
2. De verdachte/                         6. De advocaat 
aangeklaagde                              7. De rechter
3. De dader                              
4. De politie

Slide 4 - Slide

Is de verdachte altijd hetzelfde als de dader?
Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open question

Je bent pas een dader als de rechter je schuldig heeft bevonden.


Daarvoor ben je alleen verdacht.
Onschuldig tot het tegendeel bewezen is!

Slide 6 - Slide

Wat doet de politie?

Slide 7 - Mind map

De politie heeft drie taken:
1. De politie behoudt de rust en orde.
2. De politie verleent hulp.
3. De politie is verantwoordelijk voor het handhaven van wetten en regels.

Slide 8 - Slide

Wat ga je doen?
- Bedenk een toneelstukje bij je scenario, waarin de volgende rollen voorkomen (meer rollen mogen):
           slachtoffer, verdachte, Officier van Justitie, advocaat,                       rechter
- Iedere rol krijgt minimaal één zin.
- Aan de zin moet je kunnen zien welke rol het is.

Slide 9 - Slide

Scenario 1:
De verdachte komt voor de rechter omdat hij een aantal kippen uit een stal heeft laten ontsnappen.
Het slachtoffer (de boer) vindt dat de dader veroordeeld moet worden voor diefstal, omdat hij zijn kippen nu kwijt is.
De verdachte vindt van niet, omdat hij de vindt dat hij de kippen niet heeft gestolen. Hij heeft ze juist bevrijdt.
Scenario 2:
De verdachte komt voor de rechter op verdenking van diefstal.
Het slachtoffer heeft aangifte gedaan, omdat hij zijn Playstation aan de verdachte heeft geleend, maar de verdachte wilt het niet teruggeven.
De verdachte vindt dat onzin. Hij vindt dat hij de Playstation helemaal niet heeft geleend: het slachtoffer heeft het aan hem gegeven.

Slide 10 - Slide

Taal.
Je leert de nieuwe woorden van hoofdstuk 9.

Slide 11 - Slide

1. De botbreuk
2. De kliniek
3. De kneuzing
4. De roman
5. De voedselbank
6. Bezuinigen
7. De bijstand
8. De gedupeerde
9. De generatie
10. De inflatie
11. Asociaal
12. De eindjes aan elkaar knopen
13. De haviksneus
14. Een schamel bestaan
15. De strijd aangaan
16. Terneergeslagen
17. De toezegging
18. De weerstand
19. Het welzijn
20. De wethouder

Slide 12 - Slide