Havo 2- Prefixes and suffixes

1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Onderwerp van deze les: prefixes and suffixes 
Prefixes (voorvoegsels) worden aan het begin van een bestaand woord toegevoegd om een nieuw woord met een andere betekenis te creëren.
Suffixes (achtervoegsels) worden toegevoegd aan het einde van een bestaand woord.

Slide 2 - Slide

Waarom leren we dit?
Als je de betekenis van veelgebruikte prefixes en suffixes leert, kan je onbekende Engelse woorden die je tegenkomt beter begrijpen. Het kan je ook helpen om woorden beter te spellen.

Slide 3 - Slide

Prefixes
non– / un– / im– / il– / in– / ir–
Comfortable — un comfortable (comfortabel — ongemakkelijk)
Regular — ir regular (rechts — verkeerd)
Polite — im polite (beleefd — onbeleefd)
Logical — il logical (logisch— onlogisch)
Complete — in complete  (compleet — onvolledig)
Sense — non sense (zin, betekenis — onzin)

Wat valt je op bij deze woorden?

Slide 4 - Slide

Prefixes
non– / un– / im– / il– / in– / ir– wordt gebruikt om een tegengestelde betekenis aan een woord te geven.

Slide 5 - Slide

Prefixes
Hetzelfde geldt voor :

Re-
Claim — re claim (vraag — herwinnen)
Incarnation — re incarnation (incarnatie — reïncarnatie)

mis– /dis–
Understanding - mis understanding ( begrip- misverstand)
Approve- dis approve ( keuren - afkeuren)

Slide 6 - Slide

De juiste prefix van "happy" is..........
A
im-happy
B
non-happy
C
dishappy
D
unhappy

Slide 7 - Quiz

De juiste prefix van "gain" is ..............
A
regain
B
disgain
C
ungain
D
misgain

Slide 8 - Quiz

de juiste prefix van "belief" is..........
A
unbelief
B
rebelief
C
disbelief
D
misbelief

Slide 9 - Quiz

Suffixes 
-er                softer, writer
-ness         weakness, sadness
-ing             reading, singing
-ment        advertisement, entertainment

Wat valt je op bij deze woorden?

Slide 10 - Slide

Suffixes
-er wordt gebruikt om een vergelijking te maken of voor een persoon of ding dat een actie uitvoert.
softer, writer
soft- softer               writer - a person who writes (writing = action)
hard - harder          dancer - a person who dances (dancing = action)


Slide 11 - Slide

suffixes
-ness wordt gebruikt om een bijvoeglijk naamwoord / bijwoord in een zelfstandig naamwoord te veranderen
bn./bw.
happy               happiness 
shy                     shyness
small                 smallness 
big                     bigness


Slide 12 - Slide

Suffixes
-ing wordt gebruikt om een product, materiaal of werkwoord in een zelfstandig naamwoord te veranderen.
werkwoord
to write                    writing
to cook                     cooking
to draw                    drawing
to paint                   painting



Slide 13 - Slide

Suffixes
-ment wordt gebruikt om een werkwoord in een zelfstandig naamwoord te veranderen
werkwoord
to advertise                  advertisement
to entertain                  entertainment

Slide 14 - Slide

Nu jullie :)
Verzin een woord (of meerdere woorden) dat eindigt op "er"

Slide 15 - Open question

Verzien een woord (of meerdere woorden ) dat eindigt op "ness"

Slide 16 - Open question

verzin een woord (of meerdere woorden) dat eindigt op "ing"

Slide 17 - Open question

Verzin een woord (of meerdere woorden" dat eindigt op "ment"

Slide 18 - Open question