Week 1 online

¡bienvenidos a la clase de español online!

¿qué tal?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡bienvenidos a la clase de español online!

¿qué tal?

Slide 1 - Slide

leerdoelen deze les:
- herhaling familienamen
-  iemand kunnen beschrijven (haarkleur en ogen)
- weten hoe je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt in het SPAANS

Slide 2 - Slide

Wie is wat van Lisa Simpson?
abuelo
hermano
tío
padre
hermana
madre
tía
prima
abuela
abuelo
tía
abuela

Slide 3 - Drag question

¿nuevas palabras?
el chico, la chica
el amigo, la amiga
el pelo                                                  castaño/-a, rubio/-a, negro/-a
las gafas
los ojos                                                 azules / verdes / marrones
largo/-a                                                
corto/-a                                                

Slide 4 - Slide

el pelo rubio
el pelo corto
las gafas
los ojos azules
el pelo castaño

Slide 5 - Drag question

iemand beschrijven:

Tiene (Hij/Zij heeft)

bijvoorbeeld

Tiene el pelo corto y castaño.
Tiene los ojos marrones.
jezelf beschrijven:

Tengo (Ik heb)

bijvoorbeeld:

Tengo el pelo corto y castaño
Tengo los ojos marrones.

Slide 6 - Slide

¿y tú? ¿Cómo eres?
Beschrijf jezelf (kleur ogen + haarkleur)

Slide 7 - Open question

¿Cómo es?
Beschrijf deze foto.

Slide 8 - Open question

¿Quién describo?
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
  1. Wat is een  bijvoeglijk naamwoord?
  2. Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
  3. Waar moet je op letten als je een bijv nw wil gebruiken

Slide 10 - Slide

1. Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
--> een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Een knappe man.
Un hombre guapo.

Slide 11 - Slide

2. Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
1. Juan tiene los ojos marrones.
2. Maria es una chica guapa.
3. Mi padre tiene un coche nuevo.

--> het staat bijna altijd ACHTER het zelfstandig naamwoord!

Slide 12 - Slide

el
la
los
las
.......  libro
... familia
... cuadernos
... ciudades (steden)
Koppel de lidwoorden met woordjes

Slide 13 - Drag question

3. Waar moet je op letten als je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt? 


--> het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.

grupo 1. bijv. nw die eindigen op -o hebben een vrouwelijke variant op - a.
Bijvoorbeeld:                el chico guapo
                                            la chica guapa

Slide 14 - Slide

3. Waar moet je op letten als je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt? 


--> het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
grupo 2: bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een andere letter dan -o (dus, -a/ -e of medeklinker) blijven hetzelfde voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.
el chico amable                          el coche naranja
la chica amable                          la bicicleta naranja


Slide 15 - Slide

3. Waar moet je op letten als je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt? 


Als het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, wordt het bijvoeglijk naamwoord ook in het meervoud gezet!

el chico guapo - los chicos guapos
la fiesta ilegal - las fiestas ilegales.

Slide 16 - Slide

Even oefenen...

Slide 17 - Slide