This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
De arbeidsovereenkomst
Slide 1 - Slide
Planning
Bespreken/nakijken Kraambureau Anna
Lesstof de arbeidsovereenkomst
2 Opgaven maken
Na de pauze examenopgaven oefenen
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
De leerling kan:
- kenmerken van een individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten benoemen
- onderscheid maken tussen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
- verschillende soorten arbeidsovereenkomsten benoemen
- plichten van een werkgever en werknemer benoemen
Slide 3 - Slide
Heb jij een bijbaan?
Heb jij een bijbaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Video
Een individuele arbeidsovereenkomst wordt afgesloten tussen
A
vakbond en werkgever
B
vakbond en de regering
C
vakbond en de werknemer
D
werkgever en werknemer
Slide 6 - Quiz
Wat is een arbeidsovereenkomst?
A
Een afspraak tussen werkgever en werkgever
B
Opzegtermijn
C
Proeftijd
D
Een afspraak tussen werknemer en werkgever
Slide 7 - Quiz
Wat staat er NIET in de individuele arbeidsovereenkomst?
A
Salaris
B
Minimumloon
C
Werktijden
D
Wat voor werk je doet
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Een collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten tussen
A
vakbond en werkgevers
B
vakbond en de regering
C
vakbond en de werknemer
D
werkgever en werknemer
Slide 10 - Quiz
CAO is een arbeidsovereenkomst voor een:
A
hele groep werknemers in een bepaalde bedrijfstak
B
één werknemer
C
één werkgever
D
hele groep werkgevers in een bepaalde bedrijfstak
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Yasmine heeft een arbeidsovereenkomst getekend bij BV Sneek voor 9 maanden Dit is een voorbeeld van arbeidsovereenkomst :
A
onbepaalde tijd
B
bepaalde tijd
C
projecttijd
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Willem is supermarktmanager en werkt met oproepcontracten met voorovereenkomst. Hij belt Yasmine en geeft aan dat hij haar zaterdag van 10 tot 14 uur verwacht in zijn winkel.
A
Yasmine moet komen werken, want ze is opgeroepen
B
Yasmine kan komen werken, maar kan afzeggen
Slide 15 - Quiz
Aan de slag
Lees en maak opgave Bar Bonnie en Zorgverzekeraars
Klaar? Mag je iets voor jezelf doen
timer
20:00
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Als je onterecht ontslagen wordt kun je:
A
Naar de rechter gaan
B
Naar de vakbond gaan
C
Je kan niks doen
Slide 18 - Quiz
Ontslag op staande voet. Welke zin is juist?
1. Als je zelf ontslag neemt, is dat ontslag op staande voet. 2. Bij ontslag op staande voet heb je recht op een uitkering. 3. Roberto zegt tegen zijn baas dat hij meer wil verdienen. Zijn baas mag hem dan op staande voet ontslaan. 4. Bij ontslag op staande voet moet een baas zich houden aan de opzegtermijn.
A
1 is juist.
B
2 is juist.
C
3 is juist.
D
Geen enkele zin is juist.
Slide 19 - Quiz
Wat houdt de transitievergoeding in?
A
Alle werknemers hebben na een arbeidsovereenkomst van ten minste twee jaar, waarnaar ontslag volgt, recht op transitievergoeding.
B
Transitievergoeding geldt alleen voor medewerkers met contracten voor onbepaalde tijd.
C
De transitievergoeding is een vergoeding na ontslag die zowel voor werknemers als zelfstandig ondernemers geldt.
D
Alle medewerkers die een tijdelijk contract hebben dat niet verlengd wordt, hebben recht op een transitievergoeding.