Pargaraaf 8.3-8.6: alles over gedrag

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

1 / 77
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 77 slides, with interactive quizzes, text slides and 15 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?


Uitleg over paragraaf 8.3-8.6: Alles over gedrag

Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Gedrag 

Slide 3 - Slide

Lesdoelen paragraaf 8.3
1. Ik kan toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
2. Ik kan uitleggen hoe gedrag tot stand komt en dat gedrag het resultaat is van de relatie van een organisme met zijn omgeving.
3. Ik kan beschrijven wat ethologie inhoudt en een eenvoudig gedragsonderzoek uitvoeren.

Slide 4 - Slide

Wat is gedrag?

= alle waarneembare activiteiten van mens en dier.

        --> gedragselementen                          (handdelingen) 

       --> prikkels

       --> respons

distelvink

Slide 5 - Slide

Gedragssystemen
  • Gedragssysteem = als alle handelingen (= gedrags- elementen) samen een gemeenschappelijk doel hebben
  • Gedragsketen = het opvolgen van handelingen in vaste volgorde.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Ethogram 

Slide 11 - Slide

Protocol

Slide 12 - Slide

Is dit een juist beschreven observatie?
De hond kijkt angstig.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Is dit een juist beschreven observatie?
De apen kussen elkaar, omdat ze elkaar graag mogen.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Is dit een juist beschreven observatie?
De hond doet zijn oren iets naar achter en plaatst zijn staart tussen zijn benen.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Ethogram en protocol
ethogram = objectieve beschrijving (zonder persoonlijk waardeoordeel) van de verschillende handelingen
   - De apen kussen elkaar, omdat ze elkaar graag mogen -- fout
   - De hond kijkt angstig --> fout
   - De hond doet zijn oren iets naar achter en plaatst zijn staart tussen zijn             benen

protocol = lijst van de achtereenvolgens waargenomen handelingen


Slide 16 - Slide

Wat is GEEN gedrag.
A
Leerling slaapt in de les.
B
Een vleesetende plant vangt een vlieg
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.

Slide 17 - Quiz

Is dit een ethogram
en/of een protocol?
A
Zowel een ethogram als een protocol
B
Ethogram
C
Protocol
D
Geen van beiden

Slide 18 - Quiz

Paragraaf 8.4: Vorming van gedrag

Slide 19 - Slide

Wat kan invloed hebben op gedrag?

Slide 20 - Open question

Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.

Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
ethogram
B
practicum
C
protocol

Slide 21 - Quiz

Noem een voorbeeld van een interne prikkel

Slide 22 - Open question

Noem een voorbeeld van een externe prikkel

Slide 23 - Open question

Wat hebben evolutie en gedrag met elkaar te maken?

Slide 24 - Open question

Lesdoelen paragraaf 8.4

1. Ik kan verklaren dat gedrag deels erfelijk is bepaald.

2. Ik kan leerprocessen herkennen en beschrijven en de functie daarvan uitleggen.. 


Slide 25 - Slide

Nature vs Nurture?

Slide 26 - Mind map

Gedrag komt van:
Gedrag is afhankelijk van erfelijke (aangeboren) 
en 
aangeleerde (ervaring) eigenschappen

Slide 27 - Slide

De omgeving vormt ons en wij de omgeving
Interne en externe prikkels + aangeleerde en aangeboren gedragsinformatie --> GEDRAG

Slide 28 - Slide

Factoren met invloed op het gedrag
  • Fysiologie
  • Anatomie (bouw)
  • Ontwikkelingsfase
  • Gezondheid
  • Leerprocessen

Slide 29 - Slide

B4: De vorming van gedrag
Gedrag & natuurlijke selectie
  • Gedrag dat het voortplantingssucces vergroot, heeft een grotere kans om bij nakomelingen voor te komen --> Adequaat gedrag

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Doorgegeven gedrag
"fainting goat" ras, hoge kwaliteit vlees en groeit snel maar.....
Bij schrik verstijft het lichaam!

Genetisch bepaald
maar niet adequaat gedrag in de natuur

Door menselijk handelen

Slide 32 - Slide

Interne prikkels bepalen mee
Interne prikkels gaan vooral over homeostase van het lichaam:
  • Voeding, vocht, temperatuur, etc

Slide 33 - Slide

Motivatie om te eten
  • Externe en interne prikkels bepalen samen de motivatie (drang) om gedrag te vertonen
  • Soms is een heel sterke externe prikkel genoeg (ijsje)
  • De best aangepaste reactie heeft de maximale overlevingskans

Slide 34 - Slide

Motivatie: 
de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren.
De interne prikkel is hier laag (geen hongergevoel), maar de externe prikkel is hoog (erg lekker eten). Dit levert samen voldoende motivatie op om het ijsje te eten
Hier zou je onvoldoende motivatie hebben. Zowel de interne- als externe prikkel zijn laag
Als de interne prikkel hoog genoeg is dan is er maar een lage externe prikkel nodig om voldoende motivatie te hebben om te eten

Slide 35 - Slide

Periodieke invloeden
Regelmatige, terugkerende, schommelingen in prikkelsterkte 
  • Voortplantingsprikkel
  • Biologische klok (bioritme)
  • Daglengte
  • Temperatuur

Oorzaken: verandering in hormoonspiegel, neurotransmitters

Dieren merken dit, maar kunnen ze denken?
Patrick van Asselt, 2018

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Nico Tinbergen (1907-1988)
Sleutelprikkel: een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Sleutelprikkel
Sleutelprikkel: prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft

De respons op  een sleutelprikkel is aangeboren


Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Supranormale prikkel: een sleutelprikkel die een extra sterk gedrag produceert.

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Supranormale prikkels
Supranormale prikkels: versterkte sleutelprikkel 
Leidt tot een sterkere respons

Overdreven eigenschappen = gebruik maken van supranormale prikkels

Slide 44 - Slide

Paragraaf 8.5: Sociaal gedrag

Slide 45 - Slide

Lesdoelen paragraaf 8.5
  1. Ik kan de functie van verschillende vormen van sociaal gedrag uitleggen en aangeven hoe dit gedrag de overlevingskansen van organismen beïnvloedt.
  2. Ik kan uitleggen hoe sociaal gedrag evolueert.


Slide 46 - Slide

Sociaal gedrag
  • Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar.
  • Een handeling van de ene is de prikkel voor een handeling van een andere soortgenoot.
  • Prikkels (handelingen) bij sociaal gedrag noem je signalen
  • Maken communicatie mogelijk: kleur, geur, houding, gebaren en taal
  • Functies: vaststelling rangorde en taakverdeling, territoriumgedrag, voortplantingsgedrag, verzoeningsgedrag

Slide 47 - Slide

Solitair, samen of in groepen
  • Solitair: individuen onafhankelijk van elkaar, alleen tijdens de balts en de paring samen. Broedzorg ligt dan vaak bij één van de ouders. 

  • Samen: paartjes voor één of meer seizoenen, soms zelfs monogaam. Sommige vissoorten, veel vogelsoorten en enkele zoogdieren. 

  • Leven in groepen zie je veel bij insecten, vissen, vogels en zoogdieren.

Slide 48 - Slide

Evolutie van sociaal gedrag
  • Samenleven kan overlevingskans vergroten, voor zowel individu als groep
  • Vaak conflicten: verdeling macht, ruimte, voedsel en seksuele partners
  • Territoria, rangorde en taakverdeling werken conflictvermijdend
  • Risico individu, maar voordelig voor groep
  • Dieren en mensen zullen vooral samenleven en sociaal gedrag vertonen als de voordelen voor de soort groter zijn dan de nadelen

Slide 49 - Slide

Rangorde
  • Volgorde binnen populatie van dominant naar minst dominant
  • Vaak afzonderlijke rangorden bij mannetjes en vrouwtjes 
  • Dreiggedrag voldoende om conflict te beëindigen. Bij dreigen zie je vaak imponeergedrag: zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maken. 
  • Verzoeningsgedrag: een signaal dat agressie van dominante mannetje doet afnemen.

Slide 50 - Slide

Territoriumgedrag
  • Door een territorium te vormen wordt een zekere hoeveelheid voedsel of ruimte veiliggesteld
  • Territorium vermindert ook aantal conflicten tussen soortgenoten
  • Mannetje verdedigt het gebied tegen binnendringende soortgenoten
  • Dreiggedrag op de grens territorium

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Video

Overspronggedrag
  • Bij tegenstrijdige prikkels weet dier soms niet tot welk gedrag over te gaan.
  • Motivatie voor beide gedragssystemen is even groot
  •  Conflictgedrag: gedrag dat niet logisch is voor de situatie
  • Overspronggedrag: conflict tussen twee gedragssystemen veroorzaakt gedrag uit een derde gedragssyteem
  • Niks met territoriumgedrag te maken, maar heeft wel signaalfunctie

Slide 53 - Slide

Weet jij een voorbeeld
te noemen van overspronggedrag
bij mensen?

Slide 54 - Mind map

Voortplantingsgedrag
  • Voordat ze paren, vertonen veel dieren baltsgedrag
  • Door balts neemt bereidheid tot paren (voortplantingsdrang) toe en agressie tussen partners verminderd. 
  • Combinatie van overdreven of versnelde handelingen uit verschillende gedragssystemen (geritualiseerd gedrag).
  • Signalen zijn soortspecifiek
  • Bij zoogdieren wordt de periode van paringsbereidheid bronst genoemd

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Video

Slide 57 - Video

Paringsgedrag
  • Na de balts of de bronst volgt de paring
  • Gedrag dat dieren laten zien tijdens deze paring heet paringsgedrag 
  • Broedzorg: de meeste vogels en zoogdieren zorgen voor hun eieren en nakomelingen
  • Bij vissen, amfibieën en reptielen komt broedzorg minder voor

Slide 58 - Slide

1

Slide 59 - Video

01:10
De balts van de stekelbaars is een gedragsketen. Welke handelingen vertoond het mannetje achter elkaar?

Slide 60 - Open question

Slide 61 - Video

Paragraaf 8.6: Gedrag bij mensen

Slide 62 - Slide

Lesdoelen paragraaf 8.6

  1.  Ik kan aan de hand van een context toelichten wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen gedrag bij mensen en dieren.

Slide 63 - Slide

Slide 64 - Slide

Erfelijke eigenschappen
bij mensen
Eigenschappen zoals zuiggedrag bij baby's en de emoties in onze gelaatsuitdrukkingen.

Slide 65 - Slide

Leervermogen van de mens
Het leervermogen is de neiging tot gedragsverandering.

Belangrijk voor de mens om zich te kunnen aanpassen aan zijn omgeving én de omgeving aan te passen aan hen.


Slide 66 - Slide

Slide 67 - Video

Empathie
 Empathie (= inlevingsvermogen) is het vermogen om een denkbeeldige voorstelling van iets te maken en dat beeld aan te passen.

Speelt ook een rol bij medeleven en competitie.

Slide 68 - Slide

Slide 69 - Video

Communicatie bij mensen
Mensen zijn in staat tot spreken, iets wat andere mensapen niet kunnen.

Een belangrijke factor in kennisoverdracht is taal

De symbooltaal heeft vele voordelen ten opzichte van de signaaltaal

Slide 70 - Slide

Moreel bewustzijn bij de mens
Mensen zijn zich moreel bewust en analyseren en beoordelen hun eigen gedrag en dat van anderen.

Normen: gedragsregels
"Gij zult niet stelen!"

Waarden: uitgangspunten
Eerlijkheid. Respect. Rechtvaardig.

Slide 71 - Slide

Moreel bewustzijn bij dieren
Ook dieren hebben een moreel bewustzijn.

In dit filmpje is duidelijk te zien dat gelijke behandeling en rechtvaardigheid ook bij apen een rol speelt.

Slide 72 - Slide

Cultuur
Gedragsregels kunnen in een groep door individuen worden overgedragen naar nieuwe individuen.

Slide 73 - Slide

Aan de slag!

Paragraaf 8.3: Opdrachten 29 t/m 37
Paragraaf 8.4: Opdrachten 40 t/m 46
Paragraaf 8.5: Opdrachten 52 t/m 61
Paragraaf 8.6: Opdrachten 66 t/m 73

Extra oefenen: Biologiepagina. nl

Opdrachten niet af = huiswerk














Slide 74 - Slide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?




Slide 75 - Slide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 76 - Slide

Slide 77 - Video