vendredi le 20 juin (b1e-s25)

1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
- lidwoorden herhalen
- delend lidwoord herhalen
- bingo

Slide 2 - Slide

Het Delend Lidwoord
Wat is dat en wanneer gebruik je het?



Eerst even de lidwoorden die je al kent ...


Slide 3 - Slide

In het Frans zijn dit de lidwoorden: ...

Slide 4 - Mind map

Vertaal het lidwoord:
de man = .... homme

Slide 5 - Open question

Vertaal het lidwoord:
de stokbroden = .... baguettes

Slide 6 - Open question

Vertaal het lidwoord:
een salade = .... salade

Slide 7 - Open question

De Franse lidwoorden

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v
de, het
le
la
l'
les
een
un
une

des

Slide 8 - Slide

In het Nederlands gebruik je niet altijd een lidwoord
Voorbeeld: Ik neem kaas. Ik neem water.
Je weet niet hoeveel kaas of hoeveel water. Dat wordt niet gezegd.

In het Frans gebruik je dan een delend lidwoord.
In het Nederlands bestaat dat niet, je kunt het dus niet vertalen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Delend lidwoord

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v

du
de la
de l'
des
Je prends ...
           du fromage
           de la confiture 
           de l'eau 
           des tomates 
  
Ik neem ...
     kaas
     jam
     water
     tomaten

Slide 11 - Slide

Hij neemt bananen. =
Il prend ..... bananes.
(weet je de hoeveelheid?)
A
les
B
des
C
de

Slide 12 - Quiz

Neemt u cola? =
Vous prenez .... coca?
(weet je de hoeveelheid?)
A
du
B
le
C
de

Slide 13 - Quiz

Wij nemen jam. =
Nous prenons ..... confiture.
(weet je de hoeveelheid?)
A
la
B
une
C
de la
D
de

Slide 14 - Quiz

Zij nemen water. =
Ils prennent .... eau.
(weet je de hoeveelheid?)

Slide 15 - Open question

Maar ... (1)
Je gebruikt de

- na een woord van hoeveelheid:
      Elle prend un kilo de fromage.     Zij neemt een kilo kaas.
      Elle prend un litre de lait.               Zij neemt een liter melk.
- na een ontkenning:
      Elle ne prend pas de fromage.    Zij neemt geen kaas.

Slide 16 - Slide

Wij nemen jam. =
Nous prenons un pot ..... confiture.
(weet je de hoeveelheid?)
A
la
B
une
C
de la
D
de

Slide 17 - Quiz

Wij nemen jam. =
Nous ne prenons pas ..... confiture.

A
la
B
une
C
de la
D
de

Slide 18 - Quiz

Maar ... (2)
Staat er een aantal / een getal / een telwoord?

Dan gebruik je alleen het telwoord:     Je prends cinq bananes.

Slide 19 - Slide

Hij neemt bananen. =
Il prend ..... deux bananes.

A
les
B
des
C
de
D
niks

Slide 20 - Quiz

Samengevat:
> je weet niet hoeveel
> je weet wel hoeveel
> ontkenning
> je weet het aantal
Je prends des bananes.
Je prends un kilo de bananes.
Je ne prends pas de bananes.
Je prends six bananes.

Slide 21 - Slide

Delend Lidwoord? Dat is voor mij
helemaal duidelijk
bijna duidelijk
nog niet helemaal duidelijk
helemaal niet duidelijk

Slide 23 - Poll

5x 5 getallen 0 t/m 50 horizontaal

Slide 24 - Slide

5x 5 getallen 50 t/m 100 verticaal

Slide 25 - Slide

Au revoir!
- vragen over de leerstof?

- volgende week D toets maken! (verkort rooster)

Slide 26 - Slide