Medicatie Injecteren

Injecteren 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Injecteren 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesinhoud
  • Waarom injecteren?
  • Verschillende toedieningsvormen
  • Voorkennis
  • Subcutane injectie
  • Intramusculaire injectie
  • Prikaccident 



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel van injecteren van injecteren 

  • Je weet wat een subcutane injectie is, kent de benodigde materialen en weet hoe je de injectieplaats moet bepalen.
  • Je kent de stappen om een subcutane injectie toe te dienen met de loodrechttechniek en de huidplooitechniek.
  • Je weet wat een intramusculaire injectie is, kent de benodigde materialen en weet hoe je de injectieplaats moet bepalen.
  • Je kent de stappen om een intramusculaire injectie toe te dienen met de rangeertechniek en de depotwisselingstechniek.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

als ik denk aan s.c. injecteren, dan denk ik aan.....

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat doen we bij injecteren?
Inbrengen van een lichaam vreemde stof nl. een vloeibaar geneesmiddel op voorschrift van een arts d.m.v. een steriele spuit en een steriele holle naald in weefsels

Parenterale toediening

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doel van injecteren
Waarom injecteren?
- Snellere inwerking door snellere resorptie
- Lokale inwerking
- Als de toediening langs orale weg niet mogelijk is

- Genezend
- Verdovend
- Voorkomend

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

waar prik je met IM injecteren?
A
ader
B
bot
C
huid
D
spier

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

sub cutaan injecteren doe je in
A
bovenhuids bindweefsel
B
onderhuids bindweefsel
C
dermis
D
lederhuid

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

welke spier is geschikt voor het injecteren van grotere hoeveelheden

Slide 9 - Open question

De dijbeenspier is geschikter dan de bovenarmspier als het gaat om het injecteren van grotere hoeveelheden. Dit komt omdat de dijbeenspier een grotere spier is. Ook de bilspier kan grotere hoeveelheden vloeistof verwerken dan de bovenarmspier.
Subcutane injectie
Een subcutane injectie geef je in het onderhuis vetweefsel, de subcutis.

Opgenomen door bloedvaatjes in het vetweefsel.

Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn heparine, insuline en TNF medicatie 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Specifieke aandachtspunten
  • Niet masseren
  • De juiste injectieplaats bepalen
  • Roteren, minimaal 1 cm van vorige injectieplaats verwijderd

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Complicaties
  • Abcesvorming
  • Weefselnecrose
  • Allergische reactie ( hoe ziet dat er uit?) 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

bij welke injectie kan je 45 en 90 graden injecteren
A
intramusculair
B
subcutaan
C
intraveneuze
D
insuline injecteren

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Bij subcutaan injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een ader
D
in het onderhuidsweefsel

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Benodigdheden
Keuze van naald wordt bepaald door de injecteertechniek

De volgende naalden kunnen worden gebruikt:
- Voor loodrechte sucutane injecties: 5-12 mm;
- Voor injecties met huidplooitechniek: 19-32 mm;

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Overige benodigdheden
  • de toedienlijst;
  • medicijnen;
  • spuit;
  • opzuignaald;
  • watjes
  • desinfectans
  • pleisters
  • naaldencontainer

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Injectieplaats bepalen
Voorkeurslocaties voor het geven van een subcutane injectie zijn:

  • de vetkussentjes aan de buitenzijde van de bovenarm;
  • het vet aan de buitenkant van het bovenbeen;
  • het vet op de buik, rondom de navel;
  • de billen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Je prikt niet in:

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.
  • mama operatie met okselklier toilet 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Intramusculaire injectie
Bij een intramusculaire injectie dien je een geneesmiddel toe in spierweefsel. 

Opgenomen via kleine bloedvaatjes in de spier.

De opname verloopt sneller dan bij een subcutane injectie. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Specifieke aandachtspunten
  • Houd de injectiespuit altijd vast alsof het een pen is. 
  • Je kunt de injectienaald inbrengen tot het einde van de naald
  • De zuiger terugtrekken na het injecteren. 
  • Medicijnen langzaam injecteren

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Complicaties
  • Hematoomvorming.
  • Aanprikken van een bloedvat. 
  • Aanprikken van de grote beenzenuw (nervus ischiadicus).

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Benodigdheden
Bij het uitkiezen van de naaldlengte moet je rekening houden met de dikte van de bind- weefsellaag onder de huid.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Overige benodigdheden
  • de toedienlijst;
  • medicijnen;
  • spuit;
  • opzuignaald;
  • watjes
  • desinfectans
  • pleisters
  • naaldencontainer

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Injectieplaats bepalen
Intramusculaire injecties moet je toedienen in een spier met voldoende spiermassa:

  • De bovenarmspier (musculus deltoideus)
  • De bilspier (musculus gluteus maximus)
  • De bovenbeenspier (musculus rectus femoris)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Je prikt niet in:

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.
  • mama operatie met okselklier toilet 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Op welke 3 plekken mag je IM injecteren?
A
Onderbeen, Bovenbeen, Buik
B
Bovenarm, Bovenbeen, Bil
C
Onderarm, Bil, Onderbeen
D
Bil, Buik, Bovenbeen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Op welke plaatsen mag je intamusculair injecteren?
A
buik, bovenbeen en bil
B
bovenarm, bil en buik
C
bovenarm, bilspier, bovenbeen
D
onderarm, bilspier en bovenbeen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer je een medicijn snel wil laten werken, hoe kan je het dan het best toedienen?
A
Oraal toedienen
B
Rectaal toedienen
C
Injecteren
D
Plaatselijke toediening

Slide 28 - Quiz

Een medicijn werkt het snelst als het in het bloed terecht is gekomen. Je kan dan dus het best het medicijn injecteren in de bloedbaan. Het medicijn zit dan direct in het bloed en gaat meteen aan het werk. 
Wat te doen bij prikaccident? 
  • Prikaccidentprotocol hanteren
  • Laat de wond goed doorbloeden en uitspoelen onder de kraan
  • Desinfecteren
  • Aard accident beoordelen of er een risico bestaat op infectie (hygiënist, bedrijfsarts)

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Zijn er nog vragen?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Waarvoor dient de rangeertechniek bij het i.m. injecteren?
A
niet terugvloeien medicatie
B
minder beschadiging aan huid
C
niet lekken van bloed
D
rangeertechniek gebruik je bij s.c. injectie

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions