Les A en Imparfait hoofdstuk 5

Bonjour
3H
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour
3H

Slide 1 - Slide

aujourd'hui
- parler 5 minutes
- corriger devoirs
- interro les A
- luisteroefening 4
- Imparfait

-start les A h6

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Devoirs
6 et 7

+ ex. 4 samen

Slide 4 - Slide

Interro

Slide 5 - Slide

Petite interro:
1. le défilé de mode
2. assister à
3. apporter
4. le nombre
5. le concours
6. interroger sur
7. het toneelstuk
8. veel mensen
9. Heb je een leuk weekend gehad?
10. Wat is dat precies, CrayoNantes?

Slide 6 - Slide

L'imparfait

Aan het einde van de les kan ik de imparfait herkennen & gebruiken om aan te geven dat iets in het verleden heeft plaatsgevonden. 
(TB blz.58)

Slide 7 - Slide

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)

In het Nederlands is de o.v.t.  Bijvoorbeeld:

lopen >> ik liep

hebben> ik had

gaan >> ik ging


Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je de IMPARFAIT?

Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden.

Gewoonte: Tous les jours, j'allais chez ma grand-mère. (Ik ging)

Beschrijving: Le concert était super. (was)


Slide 9 - Slide

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)


1. nous-vorm van het werkwoord

2. "ons" eraf

3. juiste uitgang erachter (jeais/tuais/il/elle/onait/nousions/vousiez/ils/ellesaient)


Slide 10 - Slide

Stam+uitgang
Exemples:
Je (porter) portais          (nous portons)
Elle (avoir) avait               (nous avons)
Tu (aller) allais                  (nous allons)
Nous (faire) faisions     (nous faisons)



Slide 11 - Slide

Let op
De imparfait van het werkwoord "être" is onregelmatig.
Ik was = J'étais
ét is de stam
ais is de uitgang bij "je"
Exemple:
Nous étions
Er was: c'était

Slide 12 - Slide

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 13 - Drag question

Nous (imparfait) ___
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avoins

Slide 14 - Quiz

vous (avoir, imparfait)
A
avions
B
avez
C
aviez
D
avons

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

2

Slide 18 - Video

02:02
welke 3 vormen van de imparfait heb je tot nu toe gehoord? Noteer het persoonlijk voornaamwoord erbij.

Slide 19 - Open question

02:55
Wat denk je dat fort minable betekent?

Slide 20 - Open question