Rekenen met schaal en referentiematen



 Rekenen met schaal


Oriëntatie in de twee- en drie- dimensionale wereld
1 / 28
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson



 Rekenen met schaal


Oriëntatie in de twee- en drie- dimensionale wereld

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
  • Je leert rekenen met schaal
  • Je leert voorwerpen in verhouding vergroten en verkleinen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat is waar over het begrip 'schaal'?
A
Een schaal is altijd in cm.
B
Een schaal is altijd in dm.
C
Het eerste getal is de vergroting, de tweede de verkleining
D
Al deze antwoorden zijn waar.

Slide 4 - Quiz

Wat is een schaal?
A
verkleining van de werkelijkheid
B
vergroting van de werkelijkheid
C
verhouding tussen het model en het origineel
D
een kopie tussen het model en het origineel

Slide 5 - Quiz

Wat betekent de schaal 1 : 50.000
A
1cm is in werkelijkheid 50.000 cm
B
1m is in werkelijkheid 50.000 meter
C
1 cm is in werkelijkheid 500 cm
D
1m is in werkelijkheid 50.000 cm

Slide 6 - Quiz

Hoeveel meter hoog is de Eiffeltoren
in werkelijkheid?

in meters

Slide 7 - Open question

Hoeveel meter hoog is de Eiffeltoren in werkelijkheid?

 m.

32.400 :100= 324 meter
1
20
1620
32.400

Slide 8 - Slide

Een distributiecentrum heeft op een kaart een lengte van 5 cm, met een schaal van 1:1000. Wat is de echte lengte?
A
50 meter
B
5000 centimeter
C
5 meter
D
500 meter

Slide 9 - Quiz

Een speelgoedferrari is 4 cm
de echte Ferrari is 4 meter.
Wat is de schaal?
A
1:10000
B
1:1000
C
1:100
D
1:10

Slide 10 - Quiz

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 11 - Quiz



Referentiematen


Oriëntatie in de twee- en drie- dimensionale wereld

Slide 12 - Slide

Leerdoelen 
  • Je leert schattingen maken met referentiematen voor oppervlakte en inhoud

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat zijn referentiematen?

Slide 18 - Mind map

Waar kom je referentiematen tegen?

Slide 19 - Mind map


Nederland telt ongeveer ... miljoen inwoners.
A
2 miljoen
B
10 miljoen
C
17 miljoen
D
25 miljoen

Slide 20 - Quiz


Je wandelt ongeveer ... km/h.
A
2 km
B
5 km
C
8 km
D
10 km

Slide 21 - Quiz


Een verdieping van een gebouw in ongeveer .... hoog.
A
3 m
B
30 m
C
30 cm
D
3 cm

Slide 22 - Quiz


Een volwassen man is ongeveer .... lang.
A
15 cm
B
2000 cm
C
1,80 m
D
0,87 m

Slide 23 - Quiz


De hoogte van een deur is ongeveer ....
A
2 dm
B
2 cm
C
2 m

Slide 24 - Quiz


Je fietst ongeveer ... km/h.
A
10 km
B
12 km
C
15 km
D
20 km

Slide 25 - Quiz

1.6 referentiematen

Slide 26 - Slide

1.6 referentiematen

Slide 27 - Slide

Huiswerk
  1. Maak de opdrachten van 2.9 online of in het boek.
  2. Maak de opdrachten van 2.10 online of in het boek.
  3. Kijk het na en lever in in Teams.

Slide 28 - Slide