Havo 2: wg of ng?

Nederlands
Hoofdstuk 3: grammatica zinsdelen
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
Blz. 92 & 93 van je boek!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Hoofdstuk 3: grammatica zinsdelen
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
Blz. 92 & 93 van je boek!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
We gaan het vandaag hebben over het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde

Slide 2 - Slide

Wat weet je over het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde?

Slide 3 - Mind map

Koppelwerkwoord
Zegt wat iemand is (of wordt, blijft, blijkt, lijkt, schijnt)
Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Zegt wat iemand doet
Naamwoordelijk deel en werkwoordelijk deel
Alle werkwoorden in de zin
Zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord
Persoonsvorm en onderwerp noteren
Pv + bijbehorende ww'en
Pv + [nw.deel] + overige ww'en

Slide 4 - Drag question

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je onderscheid maken tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde.

Slide 5 - Slide

Zoek het werkwoordelijk gezegde:
Topverdieners weigerden salaris in te leveren tijdens de crisis.
A
Weigerden
B
Weigerden in te leveren
C
Tijdens de crisis
D
Weigerden tijdens de crisis

Slide 6 - Quiz

Zoek het naamwoordelijk gezegde:
Voor haar leeftijd blijft Daniëla nog altijd vrij klein.
A
Blijft vrij klein
B
Blijft altijd klein
C
Blijft nog altijd vrij klein
D
Blijft

Slide 7 - Quiz

Noem de koppelwerkwoorden (6) die bij het naamwoordelijk gezegde horen.

Slide 8 - Open question

4

Slide 9 - Video

00:59
Welke 2 dingen kun je zeggen met een gezegde?

Slide 10 - Open question

01:32
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?

Slide 11 - Open question

03:21
Hij lijkt me verslaafd aan zombiefilms heeft een naamwoordelijk gezegde.
Juist
Onjuist

Slide 12 - Poll

04:38
Wat is er gebeurd met de betekenis van 'vrijdag'?

Slide 13 - Open question

Hoe zit dat?
De betekenis van 'vrijdag' verandert naar 'aankomende vrijdag'. De tweede zin (onze winkel is vrijdag geopend) staat dan ineens in de tegenwoordige tijd.
De zin kun je ook lezen als: onze winkel is open. 'Is' is het enige werkwoord en geopend wordt dan gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
In de tweede zin is dus sprake van een naamwoordelijk gezegde, terwijl in de eerste zin sprake is van een werkwoordelijk gezegde.

Slide 14 - Slide

Stappenplan: wg of ng?
Stap 1. Noteer de persoonsvorm en het onderwerp
Stap 2. Vraag: staat er een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken of schijnen in de zin?
Ja? Ga naar stap 3.
Nee? Dan is het een wg (pv + bijbehorende werkwoorden)
Stap 3. Vraag: zegt dit ww wat iemand of iets is (of wordt, blijft, blijkt enz.)?
Ja? Ga naar stap 4.
Nee? Dan is het een wg (pv + bijbehorende werkwoorden)
Stap 4. Vraag: wat + pv + ow + overige werkwoorden?
Antwoord is het naamwoordelijk deel (ng = pv + [nw.deel] + overige werkwoorden)

Slide 15 - Slide

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Zelfstandig werken
Wat: maken opdr. 1 t/m 4 van blz. 93-94 van je boek
Hoe: 10 minuten zelfstandig en in stilte werken, daarna 5 minuten zachtjes overleggen
Tijd: totaal 15 minuten
Klaar? Doe even rustig iets voor jezelf.

Slide 17 - Slide