M2 P3 Grammatica week 10-2 les 8 meewerkend voorwerp

Welkom klas

Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom klas

Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Slide

Vandaag
Overzicht grammatica 
Planning toetsen P3
Lezen
Herhaling: lijdend voorwerp
Uitleg: meewerkend voorwerp
Zelfstandig werken


Slide 2 - Slide

Te behandelen grammatica Kern P3
H5 Taalkundig ontleden (ZN LW BVN VZ VNW (pers, bez, aanw) WW): behandeld
H6 Bijwoord en telwoord TO: behandeld
H19 Redekundig ontleden PV OW WG LV MV BWB: behandeld
H33 Werkwoorden herkennen
H34 Naamwoordelijk gezegde RO
H47 Voorzetselvoorwerp RO
H61 Samengestelde zinnen
H62 Voegwoorden
H75 Bijvoeglijke bepaling RO


Slide 3 - Slide

Toetsen P3
Grammatica: 3 en 5 april (staat in SOM)

Leesvaardigheid: 15 en 17 mei (noteer in je agenda)


Slide 4 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je het meewerkend voorwerp en een lijdend voorwerp vindt in een zin.

Slide 6 - Slide

Herhaling vorige les
Lijdend voorwerp

Vertel....

Slide 7 - Slide

Lijdend voorwerp
Niet alle zinnen hebben een lijdend voorwerp!

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

1. Noteer het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde
2. Stel de vraag: Wat/Wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Antwoord = lijdend voorwerp

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp
Stel de vraag: Wat/Wie + WG + OW

Tom | leest | een mooi boek | in zijn vrije tijd. 

werkwoordelijk gezegde?
onderwerp?
Wie/wat + WG + OW
lijdend voorwerp: ..........

Slide 9 - Slide

Lijdend voorwerp

Mascha | koopt | altijd | drop.
PV: 
OW: 
WG:

Wie/Wat + WG + OW = LV
LV: 

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp

Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. 
Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin.

Om het meewerkend voorwerp te vinden is het belangrijk dat je de zinsdelen in de juiste volgorde ontleedt. 
Je begint met het zoeken van de persoonsvorm en het onderwerp.
Vervolgens verdeel je de zin in zinsdelen.
Dan ga je op zoek naar het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
Pas dan ga je verder met het meewerkend voorwerp.



Maak aantekeningen

Slide 12 - Slide

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
meewerkend voorwerp: aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)=meewerkend voorwerp
Let op: Het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.


Slide 13 - Slide

Meewerkend voorwerp
Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.
pv: heeft
ow: wie heeft? Hij
wg: heeft gegeven
zinsdelen maken
lv: wie/wat heeft hij gegeven? een cadeau
mw: aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp) 
aan (voor) wie heeft hij een cadeau gegeven? aan Sanne

Let op: in deze zin kun je eenvoudig het voorzetsel ‘aan’ weglaten: ‘Hij heeft Sanne een cadeau gegeven.’ Als dat kan, weet je dus al dat je te maken hebt met een meewerkend voorwerp.


Slide 14 - Slide

Meewerkend voorwerp
Zojuist wilden Bart en Ben een cadeaubon gaan kopen voor de juf.
pv: wilden
wg: wilden gaan kopen
ow: wie/wat: Bart en Ben
zinsdelen maken
lv: wie/wat wilden Bart en Ben gaan kopen? een cadeaubon
mv: voor wie wilden Bart en Ben een cadeaubon gaan kopen?
voor de juf

Slide 15 - Slide

Huiswerk nakijken

H19 opdr. 5 t/m 8
Let op: van opdracht 8 alleen het lijdend voorwerp noteren.

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Huiswerk: maken H19 
opdr. 8: meewerkend voorwerp noteren
opdr. 11: gebruik de zinsdelen: pv, ow, wg, lv, mv



Hoe: je mag met je buur overleggen, maar doe dit zachtjes. 

Slide 17 - Slide

Volgende les


H19 bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Slide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- meewerkend voorwerp
- lijdend voorwerp

Slide 19 - Slide


Fijne dag en tot de volgende les.
tot de volgende keer!

Slide 20 - Slide