Thema 5 erfelijkheid

Thema 5 Erfelijkheid
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 5 Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

Ieder mens is uniek
  • ...maar soms lijk je toch op elkaar
  • oogkleur, bloedgroep, bouw enz.
  • hoe dan..?

Slide 2 - Slide

Jouw bouwbeschrijving
In de kernen van al jouw cellen zit de bouwbeschrijving voor jouw lichaam

Slide 3 - Slide

Doel
Je kan de begrippen DNA, gen, genoom, eiwitten, chromosoom en allel beschrijven en je kan uitleggen wat de begrippen met elkaar te maken hebben

Slide 4 - Slide

FENOTYPE EN GENOTYPE
GENOTYPE
De informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme. 

FENOTYPE
Wat je ziet van een eigenschap

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welk voorbeeld wordt allen bepaald door het genotype?
A
haar met extensions
B
de witte haren van een albino
C
een bruin gekleurde huid na een weekje zonnen
D
een gebit met een beugel

Slide 7 - Quiz

Waar zit jouw bouwbeschrijving?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

In de celkern zitten de chromosomen
Dit zijn een soort draden die grotendeels uit DNA bestaan
Je DNA bevat de bouwbeschrijving voor jouw lichaam
Elke cel bevat 23 chromosomenparen (totaal dus 46)
Geslachtscellen bevatten 23 chromosomen (géén paren)

Alle chromosomen samen vormen het genoom

Slide 10 - Slide

Geslachtschromosomen
  • Het 23e paar noemen we de geslachtschromosomen
  • Vrouwen hebben twee dezelfde (X)
  • Mannen hebben twee verschillende (X, Y)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen
  • Een chromosoom bestaat uit een lange opgerolde draad DNA
  • Die draad heeft de vorm van een wenteltrap
  • Elke trede is opgebouwd uit twee stoffen (er zijn er vier)
  • De volgorde van die stoffen bepaald de code!
  • De code voor het maken van eiwitten

Slide 14 - Slide

Eiwitten
  • Eiwitten regelen alles wat er in een cel gebeurd
  • Ze bepalen jouw eigenschappen
  • Een gen is een stukje DNA met informatie voor één eigenschap

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

allel
  • Een gen kan verschillende varianten hebben
  • Zo'n variant noem je een allel
  • Chromosomen komen in paren voor...
  • Dus minimaal twee allelen per eigenschap
  • Voor veel eigenschappen meer dan twee allelen

Slide 17 - Slide

Welke eiwitten waar?
Elke cel maakt alleen de eiwitten die de cel nodig heeft.

Bijvoorbeeld hemoglobine in rode bloedcellen
melanine (pigment) in ogen en haren

Slide 18 - Slide

Boek
Maak van BS 1 de opdrachten 1 t/m 10

Slide 19 - Slide

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel

Slide 20 - Slide

Waardoor lijk je op je ouders?

Slide 21 - Slide

M/V ?

Slide 22 - Slide

Zijn alle eigenschappen erfelijk?

Slide 23 - Slide

Genotype en fenotype
De informatie op al je genen: genotype
Wat je ziet van een eigenschap: fenotype

Het fenotype wordt op drie manieren bepaald:
  • volledig door genotype (erfelijk)
  • volledig door invloeden uit de omgeving (niet erfelijk)
  • door een combinatie van beiden

Slide 24 - Slide

Aangeboren aandoeningen
  • Kunnen ontstaan door schadelijke stoffen of ziekteverwekkers (bv door rodehondvirus)
  • Door een fout in het aantal chromosomen (Down)
  • Door een fout in de structuur van een chromosoom   (kleurenblindheid) Erfelijke aandoening

Slide 25 - Slide

Prenataal onderzoek
Sommige aandoeningen kunnen al tijdens zwangerschap worden ontdekt
Echo (geluidsgolven)
Vruchtwaterpunctie: in vruchtwater zitten cellen vd foetus
Vlokkentest: cellen uit de placenta

Slide 26 - Slide

Opdrachten
Maken: 11 t/m 24

Slide 27 - Slide