24 november les 4

Deze les
Schrijven: alinea's gemaakt?
grammatica: werkwoorden in de verleden tijd
Schrijven: brief aanpassen (werkwoorden)
woordenschat: herhalen woorden vorige week en gisteren
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Deze les
Schrijven: alinea's gemaakt?
grammatica: werkwoorden in de verleden tijd
Schrijven: brief aanpassen (werkwoorden)
woordenschat: herhalen woorden vorige week en gisteren

Slide 1 - Slide

Schrijven
  • Pak je brief.
  • Geef de brief aan iemand naast jou.
  • Controleer de brief van een ander:
  • zie je alinea's?
  • Geef feedback (een top en een  tip)

Slide 2 - Slide



werkwoorden in de verleden tijd

Slide 3 - Slide

't ex-fokschaap
(of 't kofschip)

Slide 4 - Slide

wij .......... vlug de tijd.
A
noteerde
B
noteerdden
C
noteerden
D
weet niet

Slide 5 - Quiz

stam: noteer
laatste letter in 'ex fokschip?
NEE.
Dus: de
Noteerde

Slide 6 - Slide

.......... jij ook al dat de les niet doorging?
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoedden
D
weet niet

Slide 7 - Quiz

stam: vermoed
laatste letter in 'ex fokschip?
NEE
Dus: de
vermoedde

Slide 8 - Slide

de docent ....... de hele les.
A
praat
B
praatte
C
praatten
D
weet niet

Slide 9 - Quiz

Stam: praat
laatste letter in 't ex fokschip?
JA
Dus: te
praatte

Slide 10 - Slide

wij ........... lekker voor onze gasten.
A
koken
B
kookte
C
kookten
D
weet niet

Slide 11 - Quiz

stam: kook
laatste letter in 't ex fokschip?
JA
dus: ten
kookten

Slide 12 - Slide

let op!
verhuizen
stam: verhuiz
Z veranderd in 's'
verhuisde

Slide 13 - Slide

en.. let op!
verven
stam: verv
'V' veranderd in 'f'
verfde

Slide 14 - Slide

Nu Nederlands
deel B
spelling 1.4 
  • In de les: nakijken opdracht 1,2,3  en 4, 5
  • de les maken: opdracht: 6 en 7
  • Huiswerk: opdracht 8 en 9

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Verbeter de werkwoorden in jouw brief.
  • verbeter de tijd
  • kun je een variatie brengen in de werkwoorden? (dus ook andere werkwoorden gebruiken)

Slide 16 - Slide

Voorbeelden werkwoorden
Hierna zie je werkwoorden die je in jouw brief kunt gebruiken.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Weet je nog andere werkwoorden die je in de brief kunt gebruiken?

Slide 19 - Open question

Woordenschat
herhalen woorden van vorige week (les 2) en gisteren (les 3)

Slide 20 - Slide

de omstandigheid
A
uitvoerig
B
de situatie
C
eromheen
D
weet niet

Slide 21 - Quiz

de voorwaarde
A
de eis
B
wat er moet gebeuren of moet zijn
C
niet nodig
D
weet niet

Slide 22 - Quiz

tegemoetkoming
A
vergoeding
B
geld terug betalen
C
iemand tegemoet lopen
D
weet niet

Slide 23 - Quiz

ongewenst
A
wat je wel wilt
B
wat je niet wilt
C
fout
D
weet niet

Slide 24 - Quiz

veroorloven
A
iets niet kunnen betalen
B
iets kunnen betalen
C
iets teveel betalen
D
weet niet

Slide 25 - Quiz

veroorloven
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
weet niet

Slide 26 - Quiz

het patroon
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
weet niet

Slide 27 - Quiz

aanvoeren
A
reden geven
B
stimuleren
C
eten geven
D
weet niet

Slide 28 - Quiz

aanbevelen
A
aanraden
B
instructie geven
C
advies geven
D
weet niet

Slide 29 - Quiz

Ik heb geleerd van de feedback van een klasgenoot op mijn brief
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll