What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
V5 Wiederholung Grammatik Kapitel 3 H ww met bijzondere naamvallen+vertaling voorzetsels
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is de eerste stap in het stappenplan van de naamvallen?
Slide 3 - Mind map
Wat is de 2e stap in het stappenplan van de naamvallen?
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
DUS...
Stap 1 geeft voorrang op stap 2 geeft voorrang op stap 3
--> als je al een voorzetsel of ww met vaste naamval in je zin hebt, ga de zin dan NIET ontleden!!
Slide 6 - Slide
Geef een vb van een ww met 3e naamval
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Geef een vb van een ww met 4e naamval
Slide 9 - Mind map
Slide 10 - Slide
Geef de juiste vertaling:
"Ik leer je graag de Duitse taal."
A
Ich lerne dir gerne die Deutsche Sprache
B
Ich lerne dich gerne die Deutsche Sprache
C
Ich lehre dir gerne die Deutsche Sprache
D
Ich lehre dich gerne die Deutsche Sprache
Slide 11 - Quiz
Geef de juiste vertaling:
"Het helpt me niet, dat je haar aandacht vraagt."
A
Es hilft mich nicht, dass du ihr Ratschlag fragst
B
Es hilft mir nicht, dass du um ihren Ratschlag bittest
C
Es hilft mich nicht, dass du um ihren Ratschlag bittest
D
Es hilft mir nicht, dass du ihre Ratschlag fragst
Slide 12 - Quiz
Geef de juiste vertaling:
"Hebben jullie hem die avond ontmoet?"
A
Habt ihr ihm an jenem Abend begegnet?
B
Habt ihr ihn an jenem Abend begegnet?
C
Habt ihr ihm an diesen Abend begegnet?
D
Habt ihr ihn an diesem Abend begegnet?
Slide 13 - Quiz
Geef de juiste vertaling:
"Er is niemand, die ik nog vertrouw."
A
Es ist niemand, den ich noch traue
B
Es gibt niemand, dem ich noch traue
C
Es gibt niemanden, dem ich noch traue
D
Es gibt niemandem, der ich noch traue
Slide 14 - Quiz
Vertaling van bepaalde voorzetsels
Slide 15 - Slide
Je kan "bij" vertalen door "zu" en "bei" -
Wat is het verschil in betekenis?
Slide 16 - Mind map
Slide 17 - Slide
Hoe vertaal je "door" meestal in het Duits?
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Naar vertaal je door "zu" en "nach" - geef eens een vb en verschil
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Hoe vertaal je "binnen een week" & "naar bed gaan?
Slide 23 - Mind map
Slide 24 - Slide
Übersetze den unteren Satz:
"Binnen een maand gaat ze naar haar ouders."
A
Nach einem Monat geht sie zu ihren Eltern.
B
In einem Monat geht sie zu ihren Eltern.
C
Nach einem Monat geht sie bei ihren Eltern.
D
Nach einem Monat geht sie von ihren Eltern.
Slide 25 - Quiz
Übersetze den unteren Satz:
"Ik reed door het park naar het station."
A
Ich fuhr bei den Park in das Bahnhof
B
Ich fuhr durch den Park in das Bahnhof
C
Ich fuhr in dem Park zu dem Bahnhof
D
Ich fuhr durch den Park zu dem Bahnhof
Slide 26 - Quiz
Übersetze den unteren Satz:
"Het rook naar bloemen bij ons thuis."
A
Es roch vor Blumen bei uns daheim
B
Es roch zu Blumen bei uns nach Hause
C
Es roch nach Blumen bei uns zu Hause
D
Es roch nach Blumen bei uns Hause
Slide 27 - Quiz
Hoe vertaal je meestal "tot" in het Duits? Bv tot morgen!
Slide 28 - Open question
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Vroeger vertaalde je "van" altijd met "von" - welke naamval leerde je onlangs om bezit uit te drukken?
Slide 32 - Open question
Slide 33 - Slide
Wat is het verschil tussen "für" & "vor"?
Slide 34 - Mind map
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Übersetze den Satz:
"De moeder van haar zus stond voor de deur"
A
Die Mutter von ihr Schwester stand für die Tür
B
Die Mutter von ihrer Schwester stand vor dem Tür
C
Die Mutter ihrer Schwester stand vor die Tür
D
Die Mutter ihrer Schwester stand vor der Tür
Slide 37 - Quiz
Übersetze den Satz:
"Tot onze vreugde ging hij door tot het einde"
A
Zu unserer Freude machte er weiter bis zum Ende
B
Zu unserem Freude machte er weiter bis das Ende
C
Bis unsere Freude machte er weiter zu dem Ende
D
Bis unserer Freude machte er weiter bis zum Ende
Slide 38 - Quiz
Übersetze den Satz:
"Wij zijn voor de nieuwe wet"
A
Wir sind vor dem neuen Gesetz
B
Wir sind für das neue Gesetz
C
Wir sind für den neuen Gesetz
D
Wir sind vor des neuen Gesetzes
Slide 39 - Quiz
Übersetze den Satz:
"Ga je in het gebergte rijden of heb je daar angst voor?"
A
Gehst du nach dem Gebirge fahren oder hast du Angst dafür?
B
Gehst du in das Gebirge fahren oder hast du Angst davor?
C
Gehst du nach dem Gebirge fahren oder hast du Angst davor?
D
Gehst du in dem Gebirge fahren oder hast du Angst davor?
Slide 40 - Quiz
More lessons like this
Week 9: Grammatik üben
June 2023
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V3 Wiederholung Grammatik Kapitel 2 Modalverben
February 2023
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
F Hören
May 2024
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Oefenen met naamvallen en voorzetsels
September 2024
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Oefenen met naamvallen en voorzetsels
March 2024
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
V4 Wiederholung Grammatik Kapitel 2 C Modalverben
January 2022
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
MH2 K3 oefentoets L 1-2-3
February 2025
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Kapitel 4 Grammatik
February 2025
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education