LSV jaar 3 week 49

Laatste loodjes...
We sluiten periode 10 af met het examen Gesprekken voeren.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Laatste loodjes...
We sluiten periode 10 af met het examen Gesprekken voeren.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 
We sluiten periode 10 af met het examen Gesprekken voeren.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2 
We sluiten periode 10 af met het examen Gesprekken voeren.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Gesprekken voeren
Wat moet je kunnen?
  1. Gesprek openen en afsluiten (week 46)
  2. Spellen (week 48)
  3. Bedanken (week 48)
  4. Bestelling plaatsen (week 49)
  5. Jezelf voorstellen (week 50)
  6. Iemand anders voorstellen (week 51)
  7. Aangeven waar iets is (week 2)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen week 49
Moverse por Madrid
  • Je kunt de weg wijzen en vertellen welke vervoersmiddelen je nodig hebt.
  • Het werkwoord ir
  • Gebruik muy en mucho
  • Voorzetsels a en en, de combinatie a met een lidwoord.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Gesprekken voeren
Bestelling plaatsen
Bereid een kort gesprek  voor waar jij telefonisch een bestelling plaatst van 5 dozen met printpapier.
Vraag naar de leverdatum en wanneer je de factuur ontvangt.














Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tekstboek  blz 56
Moverse por Madrid
6b Madrid en metro
Lee el texto y marco los medios de transporte que se mencionan.
6c Onderstreep in de tekst van oefening b much/a/os/as en muy en vul het schema aan.
Wanneer gebruik je muy en wanneer mucho (zie instructie)?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Werkboek blz 56
Moverse por Madrid
6 Sonidos de la ciudad.
Luister naar de geluiden en schrijf in het Spaans op welke vervoersmiddelen je hoort.




Slide 8 - Slide

This item has no instructions

7 Vul de ontbrekende vormen van ir in..

yo                                  voy
tú                                   vas
él, ella, usted            va
nosotros                     vamos
vosotros                      vais
ellos, ellas, ustedes van






Tip:
Maak een foto voor de volgende quizvragen...

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

2. ¿Comemos primero o .................a la oficina?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Yo siempre................a ese restaurante y como el menú. Es muy bueno

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Si ........................a la reunión, podeís conocer a los nuevos clientes.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Juan, ¿..................as departamento de Marketing?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Eva prefiere asistir al congreso en Valencia, pero yo ............a Santiago

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Mi colega vive en el centro y siempre ............a pie o en bicicleta.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

¿Vosotros también ..............en metro al aeropuerto?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Werkboek blz 56
Moverse por Madrid
Inleveren in Teams voor vrijdag 10 december !
Oefening 8
Oefening 9




Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het verschil tussen muy en mucho
Blz 142 van je tekstboek 10.1

Muy staat voor bijvoegelijke naamwoorden of bijwoorden
Als bijwoord is mucho (heel/veel/vaak)onveranderlijk en staat het bij werkwoorden of los
OJO: Als bijvoeglijk naamwoord is mucho veranderlijk en richt zich naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord.



Slide 18 - Slide

Muy = HEEL / Mucho = VEEL

Daarmee dek je de hele uitleg eigenlijk wel

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Het werkwoord - ir - gaan
Blz 136 van je tekstboek Belangrijke onregelmatige werkwoorden

yo voy
tú vas
él va
nosotros vamos
vosotros vais
ellos van






Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Voorzetsels "a" en "en"
Blz 144 van je werkboek Voorzetsels 

Voorzetsel a (al + el = al)
Voorzetsel de (de + el = del)
Voorzetsel en






Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions