Stijlfiguren 1

Stijlfiguren
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Stijlfiguren

Slide 1 - Slide

timer
2:00
Welke stijlfiguren ken jij al?

Slide 2 - Mind map

Lesdoel
Je leert deze les: 
  • wat stijlfiguren zijn.
  • waarom stijlfiguren worden gebruikt.
  • het gebruik van de stijlfiguur 'herhaling' herkennen en gebruiken.
  • het gebruik van de stijlfiguren 'pleonasme' en 'tautologie' herkennen en gebruiken.
  • de stijlfiguren contaminatie, eufemisme, hyperbool, paradox, understatement en retorische vraag herkennen.

Slide 3 - Slide

Stijlfiguren
Herhaling, tautologie en pleonasme zijn voorbeelden van stijlfiguren. 

Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer. 
Met het gebruik van stijlfiguren benadruk je datgene wat je wilt vertellen.  

Slide 4 - Slide

Herhaling
Bij herhaling wordt hetzelfde nog eens met dezelfde woorden gezegd. 

Herhaling 'versterkt' wat je wilt benoemen.

Een voorbeeld van herhaling is: 
Dat is leuk gedaan, heel leuk.


Slide 5 - Slide

Tautologie
Bij tautologie wordt hetzelfde nog eens gezegd, met andere woorden. 
Deze woorden moeten tot dezelfde woordsoort behoren (bijvoorbeeld twee zelfstandig naamwoorden of twee bijwoorden). 

Tautologie werkt versterkend. 

Een voorbeeld van tautologie is:
Mijn ouders blijven voor eeuwig en altijd bij elkaar.


Slide 6 - Slide

Pleonasme
Bij pleonasme wordt aan een zelfstandig naamwoord een 
bijvoeglijk naamwoord toegevoegd, met dezelfde eigenschap 
als het zelfstandig naamwoord.

Een voorbeeld van pleonasme is:
Buiten ligt er heel veel witte sneeuw.

Slide 7 - Slide

Contaminatie
Bij contaminatie worden twee woorden of uitdrukkingen verkeerd gecombineerd.

Bijvoorbeeld: 
nachecken --> nakijken en checken
uitprinten --> uitdraaien en printen 


Hij is de drijvende motor van ons team.
- Drijvende kracht achter...
- Motor van ........

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie van dingen die op het eerste gezicht niet kan, maar die, als je nog eens nadenkt, wel degelijk mogelijk is.

Voorbeelden: 
Vele eersten zullen de laatsten zijn.
Het is vervelend beroemd te zijn, als niemand je herkent.
Schrijven is de kunst van het schrappen.
Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
 

Slide 10 - Slide

Understatement en eufemisme
Understatement: 
Iets op een spottende manier verkleind of verzwakt. 
Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.

Eufemisme
:
Gebruik je om iets wat niet zo prettig of netjes is, op een verzachtende manier / nette manier onder woorden te brengen. 
'Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.

Het verschil tussen een understatement en een eufemisme is dat een understatement een spottende 'toon' heeft en een eufemisme niet.

Slide 11 - Slide

Hyperbool en retorische vraag
Hyperbool
De inhoud van de mededeling wordt hierbij overdreven vergroot.

Tjonge, het duurt nog tot Kerst voordat die minuut verstreken is!
Ik weet niet wat voor windkracht het is vandaag, maar het lijkt wel windkracht 80!
Ik verveel me dood.
Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.

Retorische vraag:
Een mededeling in de vorm van een vraag waarop geen antwoord verwacht wordt.

Je denkt toch niet dat ik gek ben?
Denk je dat we dit allemaal goed vinden?
Liggen we hier niet lekker?
Hebben wij dat niet allemaal wel eens gewild?

Slide 12 - Slide

Goed opgelet?

Slide 13 - Slide

Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gesprongen.
A
Tautologie
B
Contaminatie
C
Herhaling
D
Eufemisme

Slide 14 - Quiz


Enkel en alleen dit weekend kost deze monitor 200 euro.
A
Tautologie
B
Contaminatie
C
Herhaling
D
Eufemisme

Slide 15 - Quiz


Het vroor vijf graden onder nul.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 16 - Quiz


Het voetbalfeest in Liverpool, is een beetje uit de hand gelopen: 95 doden...
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 17 - Quiz


Als je goed luistert, kun je de stilte horen.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 18 - Quiz


Ik sterf zowat van de honger.
A
Hyperbool
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Eufemisme

Slide 19 - Quiz

Geen hand voor ogen zien.
Wachten tot je een ons weegt.
Je dood lachen.
Of je een seconde wilt wachten.
Ik sta al een eeuw te wachten.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 20 - Quiz


Ik heb me heel jong al heel oud gevoeld.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 21 - Quiz


Hij werd met pracht en praal begraven.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 22 - Quiz


Hij houdt niet van nat water.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 23 - Quiz

Zijn er nog vragen?

Slide 24 - Mind map

Zelfstandig aan het werk
Ga nu aan de slag met:
Werkboek(je)
VO-Next
NUMO

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide