Week 16 - Voorbereiding Blok 3 toets en blok 5 Spelling

Nederlands kader 2e leerjaar
maandag 19 april 2021


1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands kader 2e leerjaar
maandag 19 april 2021


Slide 1 - Slide

Deze week
les 1
- Herhaling theorie blok 3
- Blok 5 spelling: werkwoorden en verkleinwoorden

les 2
Hoofdstuktoets Blok 3 

Slide 2 - Slide

Nederlands - Herhaling blok 3
- Zinsontleding: lijdend voorwerp
- Woordbenoeming: voorzetsel
- Hoofdletters
- Tekstsoorten

Slide 3 - Slide

Lijdend voorwerp
Wie of wat + ww gezegde + het onderwerp? 

Jim heeft een telefoon gekocht. 

ww gezegde: heeft gekocht
onderwerp: Jim

Wie of wat heeft Jim gekocht?  
lijdend voorwerp: een telefoon 

Slide 4 - Slide

die
wel.
Onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
Een frikandel
lust
ik

Slide 5 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 6 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
altijd 
Het lijdend voorwerp

Waar
zet
jij 
jouw racefiets
neer?

Slide 7 - Drag question

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 8 - Open question

voorzetsels

Slide 9 - Slide

werkwoord
lidwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
zelfstandig 
naamwoord
oude
In
schuur
verrotte
staat
de
fiets.
een

Slide 10 - Drag question

werkwoord
lidwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
zelfstandig 
naamwoord
kastje
Onder
ligt
muis.
een
het
geverfde
geplette

Slide 11 - Drag question

Hoofdletters

1. Aan het begin van de zin
2. Bij namen (plaatsen, feesten, landen)

Let op: bij dagen van de week, maanden en windstreken 
géén hoofdletter!

Slide 12 - Slide

op het floracollege hebben alle leerlingen duits van de heer prop.

Slide 13 - Open question

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 14 - Open question

Informerende tekst
Uitleggende tekst
Amuserende tekst
Overhalende tekst

Slide 15 - Drag question

Blok 5 - Spelling
- Werkwoorden
- Verkleinwoorden

Slide 16 - Slide

Werkwoord                      rennen

tegenwoordige tijd (tt)

ik       ren                   ik-vorm
hij     rent                  ik-vorm +t 
wij    rennen            hele ww


verleden tijd (tt)
                                          't Kofschip

ik        rende     ik-vorm +te/de
hij      rende     ik-vorm +te/de
wij     renden   ik-vorm +ten/den

voltooid deelwoord:
gerend 

Slide 17 - Slide

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 18 - Quiz

... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
D
Vintd

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Zelftoets Blok 3 (niet verplicht!)
Opdrachten 3.10 A, B, C en D

Weektaak
Opdrachten 5.3 A, B en D

Deadline woensdag 12 mei 2021

Slide 21 - Slide