Woche 48

V4 Duits, Woche 47
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

V4 Duits, Woche 47

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Slide 3 - Slide

V4du3:
Dienstag (40 Min.)

LWS Lektion 2 (2/2)
Sprechen: Charaktereigenschaften
Montag (80 Min.)

LWS Lektion 2 (1/2)
LOGO oefenen

Slide 4 - Slide

V4du10:
Freitag (40 Min.)

LWS Lektion 2 (2/2)
LOGO oefenen
Donnerstag (40 Min.)

LWS Lektion 2 (1/2)
L2 GR2

Slide 5 - Slide

Sprechen: Charaktereigenschaften
A
Vertel je partner de gegevens bij punt 1 (Sie -> ich)
B
Lees de beschrijvingen A t/m F voor.
A
Kies de persoon die het best bij je past. Schrijf diens telefoonnummer op. 
B
Vertel je partner de gegevens bij punt 2 (Sie -> ich)
A
Lees de beschrijvingen A t/m F voor.
B
Kies de persoon die het best bij je past. Schrijf diens telefoonnummer op. 

Slide 6 - Slide

L2 GR2: da(r) + wo(r) + Präposition 
In het Nederlands:
Waaraan doet je dit denken? 
Waarop wacht je? 
Waarover gaat jouw presentatie?
Daarmee kunnen we het beste beginnen.
Daarvan heb ik geen idee.

Slide 7 - Slide

L2 GR2: da(r) + wo(r) + Präposition 
In het Duits:
da(r) + wo(r) + een van de volgende voorzetsels:
an 
auf
über
mit
von

Slide 8 - Slide

L2 GR2: da(r) + wo(r) + Präposition 
Betrekking op dingen:
- da(r) + wo(r) + een van de volgende voorzetsels:
- daran / woran (Woran denkst du die ganze Zeit? +4)
- darauf / worauf (Darauf freue ich mich schon! +4)
- darüber / worüber (Worüber ärgerst du dich? +4)
- damit / womit (Damit beschäftige ich mich gerne. +3)
- davon / wovon (Was hältst du davon? +3)

Slide 9 - Slide

L2 GR2: da(r) + wo(r) + Präposition 
Betrekking op zinsdelen:
da(r) + wo(r) + een van de volgende voorzetsels:
- daran / woran (Ich denke die ganze Zeit daran, dass es einen Krieg in der Ukraine gibt.)
- darauf / worauf (Ich freue mich darauf, bald nach Österreich zu fahren!)
- darüber / worüber (Ich ärgere mich darüber, dass manche Leute so frech sind.)
- damit / womit (Ich beschäftige mich gerne damit, Literatur zu lesen.)
- davon / wovon (Das kommt davon, wenn du nicht präzise arbeitest!)

Slide 10 - Slide

L2 GR2: da(r) + wo(r) + Präposition 
Betrekking op mensen:
een van de volgende voorzetsels + lw./bez. vnw./pers. vnw. in de juiste naamval:
- an +4 (Ich denke die ganze Zeit an meine beste Freundin)
- auf +4 (Ich achte auf euch!)
- über +4 (Der Lehrer beklagt sich gar nicht über seine Schüler)
- mit +3 (Mit wem fährst du nächstes Wochenende nach Italien?)
- von +3 (Ich habe ein Buch von dem (vom) Freund meiner Tante bekommen)

Slide 11 - Slide

An die Arbeit
- AB Aufgabe 5 (S. 23)
Vul de zinnen aan met het juiste woord/de juiste woorden
- AB Aufgabe 6 (S. 24)
Schrijf 6 zinnen zoals het voorbeeld in je schrift.
- AB Aufgabe 7 (S. 24)
Geef antwoord op de vragen. Kies ook het juiste voorzetsel erbij.

Slide 12 - Slide

Diktat
bepalen = bestimmen
ontbreken = fehlen
praten over = reden (sprechen) über
dromen van = träumen von
rekenen op = sich verlassen auf

Slide 13 - Slide