(WEEK23, 02-06) Adverbs & Word Order

Hi 3M1!
Let's get started on WEEK 23 & SE 3.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hi 3M1!
Let's get started on WEEK 23 & SE 3.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Finish WEEK 22!

Slide 4 - Slide

Start on WEEK 23!

Slide 5 - Slide

Bijwoorden
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Bijwoorden zijn woorden als:
probably / really / just / always / never / usually / still

Slide 6 - Slide

Bijwoorden
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Wat jij moet kunnen is dit soort woorden op de juiste plek in een Engelse zin plaatsen.

Slide 7 - Slide


Welke zin is juist?
A
He always is late.
B
He is always late.
C
He is late always.

Slide 8 - Quiz


Welke zin is juist?
A
I never eat McDonalds.
B
I eat never McDonalds.
C
I eat McDonalds never.

Slide 9 - Quiz

Bijwoorden
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
In een Engelse zin plaats je een bijwoord:
- een vorm van to be, zoals am, is of are
Bijvoorbeeld: You are never late.

- vóór elk ander werkwoord
Bijvoorbeeld: I really like Christmas.  

Slide 10 - Slide

Bijwoorden
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
In een Engelse zin plaats je een bijwoord:
- aan het begin van een zin (als het over de inhoud van de gehele zin gaat)
Bijvoorbeeld: Unfortunately, a lot of you do not make your homework for English.

Slide 11 - Slide


Even oefenen..

Slide 12 - Slide


Op welke plek moet het bijwoord "Often"?
"He (A) listens (B) to the radio (C)."
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quiz


Op welke plek moet het bijwoord "Usually"?
"Tim (A) is (B) very friendly (C)."
A
A
B
B
C
C

Slide 14 - Quiz


Op welke plek moet het bijwoord "Never"?
"They (A) watch (B) in the afternoon (C)."
A
A
B
B
C
C

Slide 15 - Quiz


Op welke plek moet het bijwoord "Always"?
"My gran (A) goes (B) for a walk (C) in the morning (D)."
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 16 - Quiz


Op welke plek moet het bijwoord "Sometimes"?
"I (A) take (B) sugar (C) in my tea (D)."
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 17 - Quiz


Op welke plek moet het bijwoord "Still"?
"I (A) am (B) mad (C) at him (D)."
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 18 - Quiz

Op naar het volgende onderwerp..

Slide 19 - Slide

Word Order
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een Engelse zin heeft (bijna) altijd dezelfde volgorde.

Slide 20 - Slide

Word Order
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Nederlands:  Ik ging vorig jaar naar Londen.
                          Ik ging naar Londen vorig jaar.

Engels:           I went last year to London.
                          I went to London last year.
                           
PLAATS VÓÓR TIJD

Slide 21 - Slide


Even oefenen..

Slide 22 - Slide

Begin met wat er al staat en eindig met en PUNT!
Zet de zin in juiste volgorde:
Our family... (to Greece / goes / every year).

Slide 23 - Open question

Begin met wat er al staat en eindig met en PUNT!
Zet de zin in juiste volgorde:
They... (to Paris / next year / want to go).

Slide 24 - Open question

Begin met wat er al staat en eindig met en PUNT!
Zet de zin in juiste volgorde:
We ... (to the cinema / went / yesterday).

Slide 25 - Open question

Start on WEEK 23!

Slide 26 - Slide