Vaccinaties

Vaccinaties
Aan het einde van deze presentatie kun je:
1. Benoemen wat je ingespoten krijgt bij een vaccinatie.
2. Uitleggen wat het vershcil it tussen actieve en passieve immunisatie.

Let op: Bij de meerkeuzevragen kunnen meerdere antwoorden goed zijn.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vaccinaties
Aan het einde van deze presentatie kun je:
1. Benoemen wat je ingespoten krijgt bij een vaccinatie.
2. Uitleggen wat het vershcil it tussen actieve en passieve immunisatie.

Let op: Bij de meerkeuzevragen kunnen meerdere antwoorden goed zijn.

Slide 1 - Slide

Heb jij weleens een vaccinatie gehad en waartegen?

Slide 2 - Open question

Wat zit er in een vaccin?

Slide 3 - Open question

Hoe werkt een inenting?
Kijk op de volgende slide het filmpje over hoe een inenting werkt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat kan er in een vaccin zitten?
A
Versterkte ziekteverwekkers.
B
Dode of verzwakte ziekteverwekkers.
C
Antistofcellen
D
Vreetcellen

Slide 6 - Quiz

Passieve immunisatie= direct antistoffen in het lichaam toevoegen. Het lichaam hoeft de antistoffen dus niet zelf te maken. Voorbeelden in de afbeelding zijn:
1. Vaccin
2. Moedermelk

Slide 7 - Slide

Actieve immunisatie= verzwakte of dode ziekteverwekkers in je lichaam spuiten, zodat het lichaam zelf antistoffen gaat maken. Het voordeel van actieve immunisatie in vergelijk met passieve immunisatie is dat bij actieve immunisatie geheugencellen ontstaan. 

Slide 8 - Slide

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie
A
Actief= direct antistoffen binnen krijgen.
B
Passief= direct antistoffen binnen krijgen.
C
Actief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten
D
Passief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten.

Slide 10 - Quiz

Voor in je aantekeningenschrift
Vaccinatie= inenten:
1. Actieve immuniteit: verzwakt of dode ziekteverwekker inspuiten. Je lichaam maakt antistoffen tegen de ziekteverwekker. Ook worden er geheugencellen gevormd, zodat je bij een volgende besmetting direct antistoffen maakt.

2. Passieve immuniteit: direct antistoffen ingespoten (werkt sneller, maar korter dan actieve immuniteit).

Slide 11 - Slide

Vaccinaties
Nu kun je:
1. Benoemen wat je ingespoten krijgt bij een vaccinatie.
2. Uitleggen wat het vershcil it tussen actieve en passieve immunisatie.

Let op: Bij de meerkeuzevragen kunnen meerdere antwoorden goed zijn.

Slide 12 - Slide