Week 39 Nederlands 1HM H.2 spelling en H. 1 lezen

Nederlands 1HM week 39
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 1HM week 39

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands




Succes deze week met je taak voor Nederlands!
 
Groetjes, juf

Slide 2 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Slide

Week 39  - 21 september t/m 
25 september 2020

  • Herhaling werken met weekplanners. Uitleg basis, de Brug en uitdaging. Computer: thuis.
  • Nakijken weektaak.
  • Maken opdrachten spelling hoofdstuk 2: de verleden tijd van zwakke werkwoorden
  • Maken opdrachten lezen hoofdstuk 1. 

Slide 4 - Slide

Kies een boek voor je opdracht!

Slide 5 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • hoe je de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct moet spellen.
  • hoe je het onderwerp van een tekst moet bepalen.

Slide 7 - Slide

Herhaling vorige les

Slide 8 - Slide

Nakijken weektaak
Controleer zelf je weektaak. 

De antwoorden staan aan het eind van de les.

Slide 9 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt uitleg over je leerdoelen voor deze week.

Slide 10 - Slide

De verleden tijd van zwakke werkwoorden (bladzijde 66)
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak. In de verleden tijd veranderen zwakke werkwoorden niet van klank: stap – stapte; betaal – betaalde.

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank: drijf – dreef; vind – vond. Deze spelling komt aan bod in hoofdstuk 3.

Slide 11 - Slide

De verleden tijd van zwakke werkwoorden (bladzijde 66)
Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: smeerde, antwoordde, maakte, verlichtte
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: smeerden, antwoordden, maakten, verlichtten
Om te bepalen of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter voor de uitgang -en van een werkwoord. Als dat een medeklinker uit ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p is, dan schrijf je -te(n). Anders schrijf je -de(n).

Bekijk ook het schema werkwoordspelling.

Slide 12 - Slide

Het onderwerp van een tekst bepalen (bladzijde 12)
Zo vind je het onderwerp van een tekst
1. Bekijk de tekst:
Kijk naar de titel.
Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
2. Lees de eerste alinea; soms is die vetgedrukt.
3. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 13 - Slide

Nieuw Nederlands online
  • https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/plp#/book/91e5b276-5b20-492f-8794-cefa2c29863f/chapter/470a3f99-0797-4551-ba0e-730e561416d3/paragraph/8dd5d2f5-7b30-4911-aede-fd5160ebf078/lesson/c6d44593-b9ec-4097-9258-071b7d42b6b3

  • https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/plp#/book/60ee5d24-7840-45e6-b299-ffd3fa553dae/chapter/203d7b91-260e-4072-ba3c-2514882daa4c/paragraph/3d6c2969-d07e-4ded-90a7-59fc7e9824d9/lesson/5ce3357f-edec-4118-ab28-aa8e6b5ff41f

  • Als je de filmpjes nogmaals wilt bekijken kan dat op Nieuw Nederlands online. Let op: op je mobiel zal dat waarschijnlijk niet lukken.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Maken

Basis spelling
Startopdracht en opdracht
1 t/m 5  
bladzijde 66/67

Basis lezen 
Opdracht
4 op bladzijde 15


Extra oefenen spelling
Opdracht 3 en 4 bladzijde 261
Extra oefenen lezen
Opracht 2 bladzijde 237

Uitdaging spelling
Opdracht 6 op bladzijde 67

Uitdaging lezen
Opdracht 5 op bladzijde 16


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

Weet je...

  • hoe je de verleden tidj van zwakke werkwoorden correct moet spellen?

  • hoe je het onderwerp van een tekst vindt?

Slide 18 - Slide

Nakijken weektaak
Aan het eind van de lesweek kijken we samen naar je weektaak.

De week daarna controleer je je zelf je gemaakte oefeningen.

Slide 19 - Slide

Weektaak van vorige week

Basis spelling
Startopdracht en opdracht
1 t/m 4 en opdracht 6 
op bladzijde 64/65

Basis lezen
Startopdracht en 
opdracht
2 op bladzijde 14


Extra oefenen spelling
Woorden opzoeken in het woordenboek
Extra oefenen lezen
Opracht 1 bladzijde 236

Uitdaging spelling
Opdracht 5 op bladzijde 65

Uitdaging lezen
Opdracht 3 op bladzijde 14


Slide 20 - Slide

Spelling startopdracht en opdracht 1 bladzijde 64
1 Deze onderstrepingen geven de klemtoon aan.
2 Na het teken ≈ volgt een synoniem.
3 De afkorting bn. geeft de woordsoort van befaamd aan, namelijk: bijvoeglijk naamwoord.
4 De korte streepjes vervangen het woord ‘befaamd’: -er betekent ‘befaamder’; -st betekent befaamdst.


Slide 21 - Slide

Spelling startopdracht en opdracht 1 bladzijde 64
1 applaudisseren
2 attractief
3 barbecue
4 collegiaal
5 consciëntieus
6 eerste kerstdag
7 elektrisch
8 interview
9 onmiddellijk
10 stiekem

Slide 22 - Slide

Spelling startopdracht en opdracht 1 bladzijde 36
1 bakken – bak
2 bereiden – bereid
3 blazen – blaas
4 durven – durf
5 duwen – duw
6 geloven – geloof
7 leren – leer
8 ontsnappen – ontsnap

Slide 23 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 65
1 Gisteren hockeyden en softbalden de meiden van 1b tijdens de gymnastiekles.
2 De officiële uitslag van de toets krijgen jullie na de herfstvakantie.
3 Mijn Noord-Hollandse neef heeft verkering met een Limburgs meisje.
4 Zijn Spaanse tomaten duurder dan Italiaanse?
5 De website van onze school is afgelopen weekend helemaal geüpdatet.
6 In Noord- en Oost-Europa wordt door veel mensen Russisch gesproken.

Slide 24 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 65
1 doof – dover – doofst
2 enthousiast – enthousiaster – enthousiastst / meest enthousiast
3 goed – beter – best
4 graag – liever – liefst (ook goed: graag – grager – graagst = begerig)
5 kwaad – kwader – kwaadst
6 lief – liever – liefst

Slide 25 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 65
1 doof – dover – doofst
2 enthousiast – enthousiaster – enthousiastst / meest enthousiast
3 goed – beter – best
4 graag – liever – liefst (ook goed: graag – grager – graagst = begerig)
5 kwaad – kwader – kwaadst
6 lief – liever – liefst

Slide 26 - Slide

Spelling opdracht 3 bladzijde 37
7 praktisch – praktischer – meest praktisch
8 veel – meer – meest
9 verbaasd – verbaasder – verbaasdst / meest verbaasd
10 weinig – minder – minst
11 wijs – wijzer – wijst
12 zwaar – zwaarder – zwaarst

Slide 27 - Slide

Spelling opdracht 4 bladzijde 65
1 blad – bladen (bijv. tijdschriften, vellen papier) / bladeren of blaren (van een bloem, plant, boom of struik)
2 datum – data / datums
3 fantasie – fantasieën
4 handvat – handvatten / handvaten
5 medium – media / mediums
6 motor – motoren / motors

Slide 28 - Slide

Spelling opdracht 4 bladzijde 65
7 luiwammes – luiwammesen
8 museum – musea / museums
9 pad – paden (smalle wegen) / padden (soort kikkers)
 
10 portier – portiers (bewakers van de ingang van een gebouw, die bezoekers in- en uitlaten) / portieren (deuren van een auto)
11 smid – smeden
12 stad – steden

Slide 29 - Slide

Spelling opdracht 3 op bladzijde 59
  1.  Op het fietspad wordt nieuw asfalt gelegd.
  2.  De minister-president heeft toegezegd nog eens met de vakbond te praten.
  3.  De wegenwacht heeft de uitlaat van de auto snel gerepareerd.
  4.  De vriendinnen zaten lachend op de achterbank van de auto opgepropt op elkaars schoot.
  5.  De sportievelingen kijken naar een wedstrijd met veel geweld.
  6.  De sleepboot heeft de tanker recht de haven ingeduwd.

Slide 30 - Slide

Spelling opdracht 4 op bladzijde 59
1 Morgen leidt de treinstaking vast op veel scholen tot lege lokalen.
2 Rijdt je broer al lang op die opgevoerde brommer?
3 Misschien word je wel eerste bij die talentenjacht.
4 Houdt de keeper van jouw elftal weleens een penalty tegen?
5 De uitnodiging vermeldt niet hoe laat het feest begint.
6 Ik benijd je echt om je mooie rode krullen!
7 Je raadt nooit wie ik vandaag bij het station tegenkwam.
8 Vind jij Dotan ook zo’n leuke zanger?

Slide 31 - Slide

Spelling opdracht 5 op bladzijde 65
De dennen stonden in de rondte als een indiaanse tent. We vlijden ons neer op de zachte naalden en keken naar de Grote Beer. ‘Ik word later poëet’, meldde ik met een weids gebaar. ‘Ik ga verzen maken.’

Slide 32 - Slide

Spelling opdracht 6 op bladzijde 65
1 De sympathieke muzikant ontving voor zijn artistieke prestatie een staande ovatie.
2 Wiskundige begrippen als millimeter en hyperbool kent Mark op zijn duimpje.
3 In zijn riante woning heeft de beroemde psychiater een enorme bibliotheek laten maken.
4 In die nieuwe encyclopedie kun je veel informatie vinden over Egyptische piramides.
5 Groenten als broccoli en sperziebonen zitten boordevol vitaminen.
6 De jury zag dat ik mijn hobby serieus nam bij de bereiding van de yoghurttaart.

Slide 33 - Slide

Lezen opdracht 2 bladzijde 14
1 een scholierenuitwisseling (tussen een school in de Canadese stad Kelowna en de Nederlandse stad Veendam)
2 dat er een speciale band (relatie) tussen de twee steden is
3 a motivatie (al. 1): reden waarom je iets doet
b aanbeveling (al. 1): uitspraak dat iemand (of iets) geschikt is
c fascinerend (al. 1): boeiend; erg interessant
d voorbeeldig (al. 4): zo goed dat het als voorbeeld kan dienen
e regiment (al. 5): groep van vijfhonderd tot duizend soldaten
f hechter (al. 5): nauwer verbonden; inniger
g veteranen (al. 5): oud-militairen
h traditie (al. 5): gewoonte die al lang bestaat


Slide 34 - Slide

Lezen opdracht 2 bladzijde 14
4 de Tweede Wereldoorlog
5 (1) het verschil in dagindeling; (2) het eten
6 Ze heeft het gevoel dat het haar schuld zou zijn als Han het niet naar zijn zin heeft of als hij zich verveelt.
7 de traditie dat er inwoners van Kelowna aanwezig zijn in Veendam bij de Dodenherdenking en op Bevrijdingsdag
8 eigen antwoord


Slide 35 - Slide

Lezen opdracht 3 bladzijde 14
1 (1) de eerste keer; (2) in de Tweede Wereldoorlog; (3) na de bevrijding; (4) sinds 2001; (5) ondertussen
2 Soldaten uit Kelowna hebben in de Tweede Wereldoorlog geholpen met de bevrijding van Noord-Nederland; ze bleven na de bevrijding lange tijd in Veendam. (23)


Slide 36 - Slide

De Brug opdracht 1 bladzijde 236
1 Valpartij bij wielrenners
2 wielrenners die gevallen zijn (waarschijnlijk tijdens een wedstrijd)
3 een (enorme) valpartij in het peloton
4 eigen antwoord
5 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- Nee, want volgens de titel gaat de tekst over de gevolgen van een valpartij.
- Ja, want de tekst gaat ook over valpartijen.
6 A Beide teksten gaan over valpartijen, maar tekst 1 beschrijft wat er is gebeurd en tekst 2 geeft alleen informatie.


Slide 37 - Slide

Weektaak 39 afgerond

Slide 38 - Slide