Argumentatieschema's

Argumentatieschema's
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Argumentatieschema's

Slide 1 - Slide

Standpunt

  • Mening over iets: positief, negatief of twijfelachtig
  • Signaalwoorden: ik vind dat, volgens mij, ik denk dat, dus, daarom, kortom, mijn conclusie is

Slide 2 - Slide

Argument 1
  • Legt het standpunt uit / onderbouwing van het standpunt
  • Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers

Slide 3 - Slide

Argument 2
  • Feitelijke argumenten: waar of onwaar, controleerbaar (het is zo, òf niet).                                                      
  • Waarderende argumenten: argument geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk, goed of slecht is.  

Slide 4 - Slide

Tegenargumenten
Een argument waarmee je een standpunt van een ander aanvalt of ontkracht. Je kunt een tegenargument ook gebruiken om een argument tegen jouw standpunt aan te vallen of te ontkrachten.


Slide 5 - Slide

Argumentatiestructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
       - nevenschikkend (onafhankelijk)

           - nevenschikkend (afhankelijk)
           - onderschikkend (ketenargumentatie)

    Slide 6 - Slide

    Enkelvoudig = een standpunt en een argument
    We moeten meer fruit eten.

    ↑   
      
     Fruit is gezond.


    Slide 7 - Slide

    Meervoudig nevenschikkend= naast elkaar
    Kun je de argumenten los gebruiken? 
    Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.

    ↑                                                 ↑
      
     Hierdoor zullen de files afnemen.   Het is beter voor het milieu.

    (onafhankelijk)

    Slide 8 - Slide

    Meervoudig nevenschikkend = naast elkaar
    Kun je de argumenten los gebruiken? 
    We kunnen vanavond niet meer terug naar Amsterdam.
    ↑                                                      ↑

    Ik heb te veel gedronken.       De treinen rijden niet.

    (afhankelijk)

    Slide 9 - Slide

    Meervoudig onderschikkend = een argument heeft onderbouwing
    Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op
    school kunnen maken.

    Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen.

    Leerlingen zullen de stof dan beter begrijpen.

    Slide 10 - Slide


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 11 - Quiz


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 12 - Quiz


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 13 - Quiz


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 14 - Quiz

    Blokjesschema
    Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben immers allemaal hun eigen belangen voorop staan. Ik ga
    dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.

    Slide 15 - Slide

    Standpunt
    Argument 1
    Argument 2
    Subargument
    Ik ben op wereldreis.
    Ze hebben allemaal hun eigen belangen voorop staan.
    Politici zijn niet te vertrouwen.
    Ik ga
      niet meer stemmen.

    Slide 16 - Drag question

    Dit is een?
    A
    Onderschikkende argumentatie
    B
    Enkelvoudige argumentatie
    C
    Nevenschikkende argumentatie
    D
    Onder- en nevenschikkende argumentatie

    Slide 17 - Quiz

    In duo's - maak een blokjesschema
    De meeste leerlingen van mijn klas willen nu eenmaal bowlen, dus ik ga me daar niet tegen verzetten. Het is bovendien goedkoper dan paintballen en karten en we kunnen bij de bowlingbaan vrij goedkoop eten.

    • Hoe noem je dit argumentatieschema?


    Slide 18 - Slide

    Slide 19 - Slide

    In duo's - maak een blokjesschema
    Je kunt wel zien dat Joris’ ouders veel geld verdienen: hun huis in Nederland staat vol designmeubelen en ze hebben ook nog een chalet in Zwitserland.

    • Hoe noem je dit argumentatieschema?

    Slide 20 - Slide

    Slide 21 - Slide