Aan het einde van dit hoofdstuk weet je meer over:
wie jij bent;
normen en waarden;
cultuur;
jouw rol in de maatschappij.
Slide 3 - Slide
Startopdracht
Loop door de klas en probeer in zeven minuten zoveel mogelijk overeenkomsten tussen jou en jouw klasgenoten te vinden. Denk aan hobby’s, woonplaats, sport en leeftijd.
Schrijf de naam van de klasgenoot op met daarachter de gevonden overeenkomst.
Noteer vijf overeenkomst die in de klas gevonden zijn.
Slide 4 - Slide
Identiteit
Alle persoonlijke kenmerken die bij jou horen.
Bijvoorbeeld:
Geslacht
Karakter
Geaardheid
Afkomst
Uiterlijk
Beroep
Hobby’s
Geloofsovertuiging
Slide 5 - Slide
Anna
Vrouw
Vrolijk, chaotisch, zorgzaam
Anna valt op mannen
Anna is Nederlandse
Anna werkt als Helpende in de zorg.
Anna danst graag in haar vrije tijd.
Anna is niet gelovig.
Slide 6 - Slide
Karaktereigenschappen
Persoonlijke eigenschappen die je hebt. Hier wordt je vaak mee geboren, maar sommige ontwikkel je ook pas later.
Agressief, Bescheiden, Behulpzaam, Creatief,
Eigenwijs, Eerlijk, Flexibel,
Gehoorzaam, Grappig, Slim, Sociaal
Slide 7 - Slide
Normen en waarden
Waarden: dingen die je belangrijk vindt.
Normen: gedragsregels die bij een waarde horen.
Voorbeeld
Waarde: behulpzaamheid
Norm: een zitplaats afstaan aan een zwangere vrouw
Slide 8 - Slide
Veel normen zijn ongeschreven regels.
Voorbeeld: bij de waarde respect
hoort de norm ‘u’ zeggen tegen
een ouder iemand.
Slide 9 - Slide
Sommige normen zijn geschreven regels.
Voorbeeld: bij de waarde veiligheid
hoort de norm niet door een rood
verkeerslicht rijden.
Slide 10 - Slide
Socialisatie
Het aanleren van normen en waarden.
Waar of van wie leer je dit?
thuis
op school
in een vriendengroep
bij de sportclub
op je werk
vanuit je geloof
Slide 11 - Slide
Groepsnormen
Gedragsregels die in een bepaalde groep gelden.
In iedere groep gelden weer andere regels.
Slide 12 - Slide
Rollen
In iedere groep heb je een andere rol en gedraag je je anders.
Thuis: Rol van zoon/dochter
School: Rol van student
Stage: Rol van ''professional''
Slide 13 - Slide
Opdracht
Blz. 15 tot en met 25
Slide 14 - Slide
Lezen
Slide 15 - Slide
Cultuur
De gewoonten, tradities, rituelen
en symbolen van een groep mensen.
Slide 16 - Slide
Gewoonten
Dingen die je steeds weer op een bepaalde manier doet.
Voorbeeld: Max drinkt altijd eerst
een kop koffie nadat hij is opgestaan.
Slide 17 - Slide
Tradities
Gebruiken die van de ene generatie op de andere generatie worden doorgegeven.
Voorbeeld: kinderen zetten hun schoentje tijdens het Sinterklaasfeest.